Een flitser gebruikt u om bij weinig licht toch nog leuke foto's te maken. Fotograferen met flitslicht is niet moeilijk, maar er is een aantal zaken waar u goed op moet letten om te voorkomen dat het resultaat teleurstelt. Wij laten zien hoe u de mooiste foto's maakt met een ingebouwde of met een losse flitser.

1. Zonnetje in huis

Zonder licht kunt u geen foto's maken. Daarom zorgt een camera onder mindere lichtomstandigheden voor zijn eigen licht, door de flitser te ontsteken. In een fractie van een seconde wordt een felle lichtflits gegeven, die hopelijk voldoende is om een goede foto te maken. Bijna alle camera's hebben een ingebouwde flitser. Dat is handig, want zo hebt u hem altijd bij u en is het onmogelijk om te vergeten om hem mee te nemen. De flitser vindt u aan de voorkant van het toestel, weggestopt achter een geribbeld stukje doorzichtig plastic. Veel cameratelefoons gebruiken een lampje om bij te lichten. Dat is geen echte flitser, maar omdat een lamp constant kan branden is hij ook tijdens het filmen prima te gebruiken. Daar is een echte flitser dan weer niet geschikt voor.

2. Niet te ver weg

Een ingebouwde flitser biedt veel gemak, maar hij heeft ook een nadeel: hij is nogal klein. Al lijkt het flitslicht voor onze ogen erg fel, het is niet geschikt om een grote ruimte mee te verlichten. Het flitslicht reikt simpelweg niet ver genoeg. Gebruik een flitser daarom alleen om personen of voorwerpen op korte afstand bij te lichten. Op objecten op enkele meters afstand valt nog wel een beetje licht, maar dat is onvoldoende voor een mooie foto. Als u een lange rij mensen van vooraf zou fotograferen, dan vangt de voorste persoon het meeste licht op en elke volgende wachtende wordt donkerder. Dat ziet er niet fraai uit. Kortom: een flitser geeft een behoorlijke lichtflits, maar hij kan nooit de zon vervangen.

© PXimport

De hoeveelheid flitslicht neemt snel af naarmate de afstand toeneemt.

3. Rode ogen

Krijgt iedereen op de foto rode ogen zodra u flitslicht gebruikt? Dan zit de flitser vlak naast de lens. Het flitslicht wordt via de ogen weerkaatst en komt in de vorm van rode vlekken op de foto terecht. Dit effect kan worden verkleind door op de camera 'rode ogenreductie' aan te zetten. Dat doet u, afhankelijk van het toestel dat u gebruikt, met een knop of via een menuoptie. Als u vervolgens een foto maakt, geeft de flitser eerst een serie kleine lichtflitsen. De oogpupillen van de mensen die u fotografeert verkleinen daardoor, zodat er minder licht via de oogbollen wordt weerkaatst. Daarna gaat de flitser pas echt af en wordt de foto daadwerkelijk gemaakt. Ditmaal zonder of in ieder geval met minder rode ogen. In plaats van een serie voorflitsen kan ook een apart lampje gaan branden om dit effect te bewerkstel­ligen.

4. Pop-up

Zowel bij een spiegelreflexcamera als bij sommige andere camera's springt de flitser vlak voor gebruik eerst een stukje uit de behuizing omhoog. Omdat hij daarna verder van de lens staat, krijgt u minder last van rode ogen. Het flitslicht wordt nog steeds door de ogen weerkaatst, maar nu in een iets andere richting, zodat het niet meer in de lens terechtkomt. U kunt het vergelijken met de situatie waarbij u schuin voor een spiegel staat, zodat u uw eigen reflectie niet ziet. De flitser klapt meestal omhoog nadat u op een knop hebt gedrukt, maar soms gebeurt het vanzelf, zodra het toestel merkt dat er geflitst moet worden.

5. Alles op een rijtje

We stelden al dat de interne flitser van een camera niet zo krachtig is. Iemand die zich vlak voor het toestel bevindt vangt het meeste licht, en met elke pas waarmee u zich van het object verwijdert neemt de lichtsterkte snel af. Daarom is het belangrijk dat alles wat u met flitslicht fotografeert zich ongeveer op dezelfde afstand van de lens bevindt. U fotografeert daarom liever 'in de breedte' dan 'in de diepte', want alleen in de breedte vangt alles ongeveer evenveel flitslicht. Fotografeert u een groep mensen, stel ze dan niet tien rijen dik op. Maak de groep liever wat breder en wat minder diep en neem eventueel wat afstand, zodat iedereen in beeld past.

6. Flitsstand

Een camera kan zelfstandig beslissen of de flitser af moet gaan, maar u kunt hier invloed op uitoefenen. Op uw toestel zit een knop met een bliksemschicht, waarmee u de flitsstand instelt. Dit kan ook via het cameramenu. Welke stand er is ingesteld ziet u aan een pictogram op het camerascherm. Deze pictogrammen kunnen per cameramerk iets verschillen. Ziet u een pictogram van een bliksemschicht die constant aanstaat, dan wordt de flitser bij elke foto afgevuurd, ook als er voldoende licht is zodat flitsen misschien niet nodig is. Staat de letter A naast de schicht, dan werkt u met de automatische flitsstand. In dat geval wordt de beslissing of er wel of niet moet worden geflitst volledig aan de camera overgelaten.

© PXimport

De flitser wordt automatisch ingeschakeld.

7. Niet flitsen

Het is ook mogelijk om de flitser volledig uit te schakelen. Het pictogram op uw cameraschermpje verandert daarbij in een bliksemschicht met een streep erdoor. De flitser zal nu niet afgaan, zelfs niet als er weinig licht is. U gebruikt deze stand als u flitslicht liever achterwege laat, bijvoorbeeld omdat u de sfeer goed wilt vastleggen tijdens een etentje bij kaarslicht, of bij fraai gekleurde kunstverlichting. Het kan ook gebeuren dat u ergens bent waar niet geflitst mag worden, zoals in een museum of bij een voorstelling. Zonder flitser moet u andere maatregelen nemen om een goed belichte foto te krijgen. Zo kunt u de lichtgevoeligheid (ISO-waarde) hoger zetten of een statief gebruiken om trillingsonscherpte te voorkomen.

© PXimport

Als u de flitser uitschakelt komt de sfeerverlichting beter uit op de foto.

8. Te weinig licht

Een camera schakelt zijn flitser in als er te weinig licht is. Maar wat houdt 'te weinig licht' eigenlijk in? Om een foto te kunnen maken is een minimale hoeveelheid licht nodig. Naarmate het donkerder wordt, duurt het langer voordat de camera dat licht heeft verzameld. Soms duurt dat zelfs zo lang, dat op de foto zichtbaar is dat u de camera niet helemaal stil heeft kunnen houden. De foto is dan 'bewogen' en onscherp. Vandaar dat camera's de flitser inschakelen of met een knipperend symbool op het scherm waarschuwen voor het risico op bewegingsonscherpte zodra de lichtomstandigheden slechter worden. Een flitser is dus voornamelijk bedoeld om u in staat te stellen om onder dergelijke omstandigheden toch nog scherpe en goed belichte foto's te maken.

9. Tegenlicht

Een flitser kan ook nut hebben in situaties waarbij er wel voldoende licht is. Zo kan er bijvoorbeeld een felle lichtbron in beeld staan, zoals de zon of een sterke lamp. Als u iemand tegen de zon in fotografeert, licht de achtergrond fel op: de zon, de blauwe lucht en het landschap dat in het zonlicht baadt. Uw model staat echter met de rug naar al dat licht toe en er valt amper licht op zijn voorzijde. Het verschil in lichtintensiteit is dan te groot voor een camera. Maakt u toch een foto, dan staat het landschap er prima op, maar uw model verandert in een duister silhouet. Door de flitser in te schakelen, brengt u de lichtomstandigheden beter in balans, zodat zowel de omgeving als het model goed op de foto staan. In de automatische flitsstand herkennen camera's soms zelf zo'n tegenlichtsituatie, mits uw model prominent in beeld is.

© PXimport

Gebruik de flitser ook bij tegenlicht.

10. Avondscène

Flitslicht reikt niet ver en het kan zeker geen voetbalstadion of stadsgezicht in het zonnetje zetten. Het heeft dus geen zin om de flitser te gebruiken als u Parijs bij nacht vast wilt leggen. De speciale camerastand Nachtscène kan een uitkomst bieden. In deze stand wordt er langer belicht, zodat de fraaie stadsverlichting alsnog wordt vastgelegd. De duur van de belichting kan daarbij echter wel een seconde of meer bedragen, daarom is een statief nodig om bewegingsonscherpte te voorkomen. Als u tegelijkertijd iemand op de voorgrond in beeld neemt, krijgt u met een bijzondere situatie te maken. Voor de achtergrond is een lange belichting nodig, maar voor uw model moet de flitser worden ingeschakeld. Gelukkig is er een instelling die beide standen combineert, de Nachtscène met portret. Laat uw model na de flits nog even stilstaan, totdat u op uw schermpje ziet dat de foto gereed is.

11. Reflecties

Wie in het donker met de trein reist en naar buiten probeert te kijken, ziet voornamelijk de weerspiegeling van het goedverlichte interieur en maar weinig van de buitenwereld. Iets soortgelijks gebeurt ook als u de flitser gebruikt terwijl u door een ruit fotografeert. Glas reflecteert flitslicht en dat geeft lelijke vlekken op uw foto. Is het echt nodig om te flitsen, kijk dan eerst of u op een plek kunt staan waar geen glas tussen u en uw object zit. Ontkomt u niet aan het glas, fotografeer dan niet recht van voren maar onder een hoek door de glasplaat. Het flitslicht wordt dan nog steeds weerkaatst, maar nu in een andere richting, zodat het niet zichtbaar is op de foto. Maak eerst enkele proefopnamen, totdat u het beste standpunt hebt gevonden.

© PXimport

Let op spiegelende oppervlakken, deze kunnen namelijk voor lelijke vlekken op uw foto's zorgen.

12. Bijlichten

Fotografeert u iemand die zich in de schaduw bevindt, neem dan liever niet tegelijkertijd een zonovergoten stuk van de omgeving in beeld. Een camera heeft namelijk erg veel moeite om bij groot lichtverschil alles goed op de foto te krijgen. Sterker, het toestel zal dan moeten kiezen wat goed belicht wordt: de lichte of juist de donkere delen. U loopt daardoor kans dat de omgeving wordt overbelicht, of uw model juist onderbelicht. Kiest u ervoor om toch niet alleen de persoon in de schaduw in beeld te nemen, maar ook een stuk helder verlicht landschap, schakel dan de flitser in. Net als bij een tegenlichtopname (waarbij tegen de zon in wordt gefotografeerd) brengt u dan meer balans aan in de hoeveelheid licht.

13. Flitssterkte

Als u zich heel dicht bij een voorwerp of persoon bevindt terwijl u de flitser gebruikt, weerkaatst er zoveel licht dat het op de foto zichtbaar is als een vale uitgebeten vlek. Dat levert geen mooie portretfoto op! Iets meer afstand nemen helpt al, maar op veel camera's kunt u ook nog de sterkte van de flitser aanpassen. Net zoals u belichtingscompensatie gebruikt om een opname korter of langer te belichten, is er flitsbelichtingcompensatie om de flitser sterker of zwakker te maken. Deze handige functie is ook prima te gebruiken in de situatie waarin u iemand in de schaduw of met tegenlicht bij wilt lichten, want soms is er maar een klein beetje extra flitslicht nodig. U herkent deze optie aan een bliksemschicht met een plus-minteken ernaast.

© PXimport

Maak handig gebruik van flitsbelichtingcompensatie.

14. Losse flitser

Nagenoeg elke spiegelreflexcamera heeft aan de bovenkant een speciale aansluiting waar een losse flitser op kan worden geschoven. Die aansluiting wordt ook wel 'flitsschoen' genoemd en een losse flitser een 'externe flitser'. Ook op een superzoomcamera (bridgecamera) en op sommige compactcamera's is zo'n flitsschoen te vinden. Hebt u een camera met een flitsschoen en maakt u regelmatig flitsfoto's? Koop dan vandaag nog een externe flitser! Uw foto's gaan er gegarandeerd stukken op vooruit. Omdat de flitser bovenop de camera zit is de afstand tot de lens groter, waardoor u amper nog last van rode ogen zult hebben. Deze flitsers werken op eigen batterijen, zodat ze de accu van de camera niet belasten. Een losse flitser is sneller gereed (opgeladen) en u kunt sneller en vaker achter elkaar flitsen dan met een ingebouwde flitser.

© PXimport

Een externe flitser schuift u op de flitsschoen.

15. Draaibare flitskop

Kies bij voorkeur een externe flitser met een draaibare flitskop. Zo'n kop kan in kleine stapjes naar links en naar recht worden gezwenkt, en hij kan omhoog en een stukje omlaag worden gekanteld. Zo bepaalt u zelf waar u het flitslicht naartoe stuurt. Is dat dan nodig? Jazeker. Het is een veelgebruikte flitstechniek om de kop schuin omhoog te richten. Het felle flitslicht valt dan niet rechtstreeks op uw model, maar wordt door het plafond weerkaatst. Daardoor verspreidt het zich en valt het schuin van boven op uw model. Dit geeft een mooiere lichtwerking, alleen al omdat wij er aan gewend zijn dat lichtbronnen boven ons hangen. Denk bijvoorbeeld aan de zon, aan plafondlampen en aan lantaarnpalen. Als u deze techniek toepast is het van belang dat het plafond licht van kleur (het liefst wit) is en bovendien niet al te hoog. Buiten of in een sporthal werkt de techniek dus niet.

© PXimport

Een losse flitser met een draaibare kop.

16. Indirect flitsen

Via een muur of plafond flitsen wordt 'indirect flitsen' genoemd, omdat het licht daarbij via een omweg op het onderwerp valt. Omdat een oppervlak het flitslicht nooit volledig weerkaatst, kan het nodig zijn om hierbij de flitssterkte te vergroten, via de eerder genoemde flitsbelichtingscompensatie. Zit die functie niet op uw camera of flitser, dan gebruikt u de gewone belichtingscompensatie van het toestel om de opname iets langer te belichten. Naarmate de muur of het plafond donkerder van kleur is en zich op grotere afstand bevindt, moet u 'harder' flitsen.

17. Witkapje

Naast direct en indirect flitsen, is er nog een derde methode. Misschien is het u op televisie wel eens opgevallen dat sommige van de journalisten die zich bij een belangrijke gebeurtenis staan te verdringen, een flitser gebruiken waarop een wit kapje is gemonteerd. Dit kapje wordt een 'diffusor' genoemd en het is voor veel flitsers los te koop. Soms zit het zelfs bij een flitser als u die los aanschaft. U schuift het kapje eenvoudig op de flitskop, richt de kop schuin omhoog en maakt dan een foto. Een diffusor is doorzichtig maar mat, zodat het flitslicht wordt verspreid. Hij werkt daardoor als een soort eigen plafond waar u tegenaan flitst. Zodoende kunt u ook buiten en in grotere ruimtes flitsfoto's maken, zonder dat gezichten uitbleken door een directe lichtflits.

© PXimport

Het 'witkapje' verstrooit het licht.

18. Speciale effecten

Wie het flitsen onder de knie heeft, kan zich wagen aan creatieve experimenten. Bijvoorbeeld door de optie Slow sync aan te zetten, die op steeds meer camera's zit. U vindt hem vaak in het rijtje met flitsstanden of bij de overige flitsopties in het menu. Als u met Slow sync flitst, wordt er iets langer belicht dan nodig is. Hierdoor kan ook het omgevingslicht goed op de foto inwerken, zodat u binnenshuis een mooie vermenging van flitslicht met lamplicht krijgt. Het gevolg is dat ook de delen van de kamer waar minder flitslicht komt goed op de foto staan. Voor het beste resultaat maakt u eerst een setje proefopnamen, door een beetje met flitskracht en belichting te 'spelen'.

© PXimport

Slow sync.

19. Dynamische foto's

In combinatie met een beetje beweging kan Slow sync creatieve flitsfoto's opleveren. Het flitslicht bevriest een bewegend onderwerp, maar doordat de belichting iets langer doorloopt zal ook wat beweging zichtbaar zijn. Stel dat u met de camera een fietser volgt terwijl u de foto maakt. De fietser staat er dan haarscherp op, maar de omgeving, de spaken en de pedalen worden 'streperig' weergegeven. De snelheid spat van de foto af! Ook de fietser zal een streperig 'nabeeld' hebben, maar dat valt waarschijnlijk minder op doordat u hebt geflitst. Hoe dichter u bij uw onderwerp staat en hoe meer snelheid er in dat onderwerp zit, hoe meer streperigheid er is te zien. Oefening en geluk zijn belangrijk bij dit soort foto's. Schiet dus net zo lang door tot u een paar mooie plaatjes hebt.

© PXimport

Flitsen met 'Slow sync' kan leuke effecten geven.

20. Draadloos flitsen

Een bijzondere manier van flitsen bereikt u door een losse flitser letterlijk 'los' te gebruiken. U hebt hier wel een spiegelreflexcamera voor nodig, en uiteraard een externe flitser. De flitser schuift u niet op de camera, u zet hem ergens in de buurt van uw onderwerp neer om het op een spectaculaire manier te verlichten. Het is helemaal aan u om te bepalen waar u de flitser neerzet: aan de zijkant, voor, achter, hoog of laag bij de grond, het kan allemaal. Voor deze techniek is ook een draadloze ontvanger en zender nodig. Die kunt u los kopen, maar ze zitten steeds vaker al in de camera en flitser ingebouwd. In dat geval hebt u fantastische mogelijkheden, zonder dat er extra kosten bij komen kijken. U stelt zowel de camera als de flitser in op 'draadloos flitsen' en vervolgens gaat u aan de slag. De cameraflitser wordt nu gebruikt om de externe flitser te laten vuren. Met de draadloze methode is ook flitsen op grotere afstand mogelijk. Afhankelijk van de zender en ontvanger kunt u de flitser tot op wel tien meter van uw camera neerzetten!

Deel dit artikel
Voeg toe aan favorieten