Je wil een video die je met je camera hebt opgenomen, combineren met enkele fragmenten die je met je smartphone hebt gemaakt. Voor je het weet kom je om in afkortingen als mpeg, wav, DivX en termen als codecs en bitrate. Wat moet je erover weten en hoe bewerk en monteer je alles?
Tip 01: Resolutie
Het is handig om vooraf te bepalen op welk medium je de film wil kunnen afspelen. Twee keuzemogelijkheden gaan hieraan vooraf, namelijk in welke beeldkwaliteit je de video wil opslaan en in welk bestandsformaat dat moet gebeuren. De kwaliteit is onder meer afhankelijk van de resolutie: het aantal beeldpuntjes waaruit ieder beeld bestaat.
Enkele jaren geleden waren we dik tevreden met een beeldverhouding van 4:3 en een resolutie van 720 x 576 (in de praktijk PAL dvd-kwaliteit). Tegenwoordig zijn onze eisen al flink verhoogd. Ben je van plan de video af te spelen op een Full HD-scherm van een tv, computer of laptop, dan kun je het beste kiezen voor een resolutie van 1920 x 1080. Wil je de film bekijken op een klein scherm zoals dat van je mobiele telefoon, dan volstaat een resolutie van 480 x 270 (breedbeeld) of 480 x 360 (4:3-beeldverhouding). Voor de beeldschermgroottes daartussen geldt dat de kwaliteit uiteraard beter is naarmate de resolutie hoger is.
Maar houd er wel rekening mee dat een videobestand in een hogere resolutie, ook meer opslagruimte inneemt op het opslagapparaat. Wil je de film bijvoorbeeld uitsluitend bekijken op je tablet, dan heeft het dus geen zin om voor een heel hoge resolutie te kiezen.
Tip 01 Kies voor de uitvoer een resolutie die overeenstemt met het medium waarop je de film wil afspelen.
Tip 02: Bit- en framerate
De kwaliteit en dus ook de bestandsgrootte is niet alleen afhankelijk van de gekozen resolutie, maar ook van de bitrate en de framerate. Bitrate geeft aan hoeveel data er per seconde gebruikt worden voor de film. Hoe hoger de bitrate, hoe hoger de kwaliteit van de film. Dvd-kwaliteit heeft een bitrate tussen 4 en 9. Wil je de film in HD opslaan, dan kun je de bitrate verhogen naar 15 tot 20.
Framerate betekent het aantal frames per seconde. Een film op dvd, blu-ray of in de bioscoop toont 24 frames per seconde. Wanneer je zelf een video gemaakt hebt en hem bewerkt hebt op je pc, dan kun je de optie 25 gebruiken. De instelling 25 frames per seconde komt overeen met het Europees PAL-videosysteem. Al deze punten moet je dus op elkaar afstemmen.
Zo kun je een HD-film vastleggen met een resolutie van 1920 x 1080 en een framerate van 25, en het bestand opslaan in H.264 met een gemiddelde bitrate van 17. Wanneer je niet tevreden bent over het resultaat, kom je meestal al een heel eind door de bitrate te verhogen. De kennis over resolutie, bitrate en framerate komt van pas wanneer je een videobestand wil converteren.
Tip 02 In een goede videoconverter zoals Hamster Free Video Converter kun je de framerate en bitrate wijzigen.
Tip 03: Bestandsformaten
Ook wat het videoformaat betreft, sta je voor een keuze die afhankelijk is van het apparaat waarop je de film wil bekijken. Net zoals docx aangeeft dat het om een Word-bestand gaat, verklappen de drie of vier laatste letters van een bestandsnaam met welk soort videobestand je te maken hebt.
Om de video via de dvd-speler af te spelen op je tv zijn de bestandsformaten wmv, avi en mpeg prima. Wmv en avi combineren een hoge beeldkwaliteit met een relatief klein bestand. Xvid en DivX zijn varianten op het avi-formaat. Het voordeel van mpeg ten opzichte van avi is dat vrijwel elke computer dit formaat gewoon kan afspelen zonder dat je daar extra software voor hoeft te installeren.
Bij avi-bestanden kan dit wel nodig zijn. Wil je de video opslaan om hem af te spelen op een tablet of smartphone, dan heb je mp4 nodig. Een video in het mp4-formaat is namelijk half zo groot als dezelfde video in mpeg, en dat zonder een opvallend kwalitatief verschil.
Tip 03 Zoek eerst uit welk bestandsformaat je nodig hebt voor het medium waarop je de film wil bekijken.
6 Reactie(s) op: Aan de slag met videobewerking - De basisbegrippen