© PXimport

40 jaar microprocessor

Geplaatst: 20 februari 2012 - 14:36

Aangepast: 16 november 2022 - 09:23

Jeroen Boer

Op 15 november 1971 kondigde Intel de beschikbaarheid van de eerste commercieel verkrijgbare microprocessor aan: de Intel 4004. De uitvinding van de microprocessor betekende dat computers veel eenvoudiger en - belangrijker - veel goedkoper te produceren waren, waardoor we dit als het startpunt van de thuiscomputerrevolutie beschouwen. Wat begon als simpele rekenmachine is vandaag een supercomplex rekenmonster dat in staat is tot de meest ingewikkelde taken.

Intel werd in 1968 opgericht, de naam is een samentrekking van Integrated Electronics Corporation. De oprichters waren twee ex-werknemers van Fairchild Semiconductor Gordon Moore en Robert Noyce, samen met investeerder Arthur Rock. Aanvankelijk maakte Intel geheugenchips, maar in 1971 bracht het bedrijf de eerste commercieel verkrijgbare microprocessor op de markt: de Intel 4004. Het is overigens niet helemaal duidelijk of dit ook daadwerkelijk de eerste werkende microprocessor was, omdat ook Texas Instruments rond dezelfde tijd met een microprocessor bezig was. Wel duidelijk is dat sinds 1971 de microprocessormarkt ontploft is, en het tegenwoordig met een beetje overdrijven lastig om in huis ook maar één elektronisch apparaat zonder microprocessor te vinden. Het is dan ook niet te doen om in een paar pagina's de complete ontwikkeling, vertakkingen en verscheidenheid aan architecturen van de microprocessor te schetsen. We zullen ons dan ook grotendeels beperken tot de pc met de x86-architectuur, het platform dat groot werd toen IBM de Intel 8088 koos als basis voor de IBM PC 5051. Zelfs dan is het lastig om overal op in te gaan, waardoor we ons beperken tot de grote lijnen.

© PXimport

De Busicom 141-PF, hier in de OEM-uitvoering Unicom 141P, was het eerste apparaat met een Intel-microprocessor (Intel 4004).

Wat is een microprocessor?

Een cpu (central processing unit) is het hart van een computer die alle berekeningen maakt. Vòòr de uitvinding van de microprocessor bestond een processor uit een printplaat met daarop losse componenten zoals geïntegreerde schakelingen, die samen de processor vormden. Een geïntegreerde schakeling of integrated circuit (IC), is wat we meestal een chip noemen. Een chip is feitelijk opgebouwd uit heel veel transistors: kleine elektronische schakelaars. Wanneer de schakelaar aan staat, genereert hij een 1, wanneer hij uit staat genereert hij een 0. De geïntegreerde schakelaar die meerdere transistors combineert in één chip is al in 1949 bedacht, maar de eerste werkende geïntegreerde schakelaar werd pas in 1958 door Texas Instruments gebouwd. Overigens waren er vòòr de uitvinding van de transistor en geïntegreerde schakelaar al cpu's. Die werkten dan op basis van elektronenbuizen, waardoor cpu's groot, energiehongerig en warm waren. Een microprocessor bevat alle functionaliteit van een central processing unit (cpu) in één enkele geïntegreerde schakeling en bevat hiermee dus op zijn beurt heel veel transistors.

© PXimport

De Intel 4004 microprocessor.

De Intel 4004 werd in opdracht van rekenmachinefabrikant Busicom ontwikkeld voor gebruik in de Busicom 141-PF rekenmachine. De 4004 bevatte 2300 transistors. Het ontwerp was aanvankelijk eigendom van Busicom, maar Intel kon de rechten van Busicom kopen en bracht de processor ook voor andere geïnteresseerden op de markt. De 4004 luide het begin in van Intel als fabrikant van microprocessors.

© PXimport

De advertentie waarin Intel de 4004 op 15 november 1971 aankondigt.

Bits

In dit artikel zult u regelmatig lezen hoeveel bit een processor is. Kort gezegd bepaalt het aantal bits de getalgrootte waarmee een processor tegelijkertijd kan rekenen. Een 16bit-processor kan getallen van 0 tot en met 65.535 optellen, terwijl de overstap naar 32-bit getallen van 0 tot 4.294.967.295 mogelijk maakt. Een 64bit-processor maakt getallen van 0 tot maar liefst 18.446.744.073.709.551.616 mogelijk. Het aantal bits bepaalt ook hoeveel intern geheugen de processor kan aanspreken. Een 16bit-processor kan maximaal 64 kilobyte aanspreken. Toch kon de Intel 8086 door het gebruik van twee 16bit-waarden maar liefst 1 megabyte aanspreken. IBM beperkte dit in de pc vervolgens tot 640 kilobyte, een waarde die u misschien nog bekend in de oren klinkt. Een 32bit-processor kan - zoals u wellicht weet - 4 gigabyte geheugen aanspreken. Een 64bit-processor kan theoretisch 16 exabyte (16 miljoen terabyte) aanspreken. De x86-64-architectuur gebruikt echter 52-bit voor het adresseren van geheugen, waardoor er 4 petabyte (4000 terabyte) te adresseren is. In de praktijk is die limiet momenteel nog lager, waardoor de x86-64-processors momenteel met 256 terabyte intern geheugen kunnen omgaan. Het zal echter nog wel even duren voordat u dit ook daadwerkelijk in uw moederbord prikt.

© PXimport

Ontwikkelingen richting x86

In 1972 maakte Intel de overstap naar 8 bit met de introductie van de Intel 8008. Ook deze microprocessor was door Intel in opdracht ontwikkeld en heette aanvankelijk 1201. De 1201 voldeed echter niet aan de gestelde eisen van opdrachtgever Computer Terminal Corporation, waarna Intel hem hernoemde naar 8008 en hem zelf op de markt bracht. De Intel 8008 vormde de basis van simpele, maar werkende microcomputers met toetsenbord, beeldscherm en opslag. In 1974 volgde de Intel 8080, de chip die 'echte' thuiscomputers mogelijk maakte. De 8080 was een doorontwikkeling van de 8008. De chip was 8 bit, maar gebruikte voor het adresseren van geheugen 16 bit waardoor hij 64 kilobyte geheugen kon aanspreken. In 1975 vormde de 8080 de basis van de MITS Altair 8800: de computer die beschouwd wordt als de eerste thuiscomputer. De Altair maakte ook de oprichting van een andere gigant uit de computerindustrie mogelijk: Altair BASIC was het eerste product van Micro-Soft. In 1979 kwam Zilog met de Z80, een chip die in veel populaire thuiscomputers zat, zoals de Sinclair ZX Spectrum, Radio Shack TRS-80 en de Amstrad CPC. De Z80 was grotendeels compatibel met Intels 8080, Zilog was dan ook opgericht door een ex-werknemer van Intel. De Z80 was zo populair dat hij de Intel 8080 en opvolger 8085 van de markt drukte en uitgroeide tot de populairste 8bit-processor. Vandaag worden er nog steeds afgeleiden van de Z80 gebruikt en geproduceerd die in bijvoorbeeld mp3-spelers terug te vinden zijn.

© PXimport

De IBM PC XT 5160, de eerste pc met een harde schijf.

Opkomst van de IBM PC

In 1978 voltooide Intel de 8086-processor, de eerste processor die gebruikmaakte van de x86-architectuur. De 8086 was Intels eerste volledige 16bit-processor. De processor gebruikte voor het adresseren van geheugen 20 bit waardoor er maximaal 1 megabyte geheugen gebruikt kon worden. Het echte startpunt van de pc is in 1981, wanneer IBM budgetvariant 8088 selecteert als basis voor de IBM PC 5051. Laat u niet misleiden door de naam, ook de 8088 was een x86-processor, die echter gebruikmaakte van een langzamere 8bit-databus. De IBM PC 5150 maakte gebruik van floppydisks of cassettebandjes voor het opslaan van programma's. In 1983 kwam IBM met de IBM PC XT 5160 die gebruik kon maken van een harde schijf (10 of 20 megabyte). In 1984 verscheen met de IBM PC AT 5170 de eerste pc die gebruikmaakte van een nieuwe processor: de Intel 80286. Intel bracht de 80286 in 1982 op de markt. Tussenstap 80186 werd niet in pc's gebruikt. Opmerkelijk aan de 80286 was dat dit de eerste processor was met ondersteuning voor multitasking. Omdat IBM zijn PC uit vrij verkrijgbare onderdelen samenstelt, gingen ook andere fabrikanten pc's maken die compatibel zijn met IBM PC. Een standaard is geboren.

X87-co-processor

In de begindagen van de pc kon een pc naast de gewone x86-processor ook een x87-coprocessor bevatten. Deze coprocessor was niet noodzakelijk voor de werking van de pc, maar maakte hem veel sneller in floating point-berekeningen (in het Nederlands: zwevendekommaberekeningen). De x87 was dan ook een floating point unit (fpu). Vanaf de 80486 werd de fpu onderdeel van de processor zelf (al waren er nog varianten zonder fpu, de 486SX). De coprocessors gebruikte dezelfde naamgeving als de x86-processors waar ze een aanvulling op waren, dus er waren de: 8087, 80187, 80287 en 80387. De 80487 die als aanvulling op een 80486SX bedoeld was, is een geval apart. Eigenlijk is dit gewoon een volledige 80486DX, en wordt de 80486SX waar hij een aanvulling op is niet meer gebruikt. De x87-coprocessors werden behalve door Intel onder andere ook door AMD, Cyrix, IBM en Texas Instruments gemaakt.

© PXimport

Een Intel 80287-coprocessor, de mathematische aanvulling op de 80286.

Strubbelingen tussen Intel en AMD

In 1982 kwam de andere grote jongen in processorland, AMD (Advanced Micro Devices), prominent in beeld. AMD tekende toen een contract met Intel om onder licentie x86-processors te maken. IBM stelde als eis dat het alle onderdelen uit zijn PC via ten minste twee toeleveranciers moest kunnen krijgen. AMD werd één jaar later dan Intel, in 1969, eveneens opgericht door ex-werknemers van Fairchild Semiconductor. Intel stond AMD op basis van de overeenkomst toe om de 80286 te produceren, maar stelde in 1986 dat de 80386 uit 1985 niet onder de overeenkomst viel. AMD vocht Intels claim aan, maar viel in afwachting van de uitkomst ondertussen terug op een oude truc om mee te blijven doen: reverse engineering. Hierbij wordt de werking van de processor ontrafeld om een compatibele processor te ontwikkelen. In 1991 kwam AMD met zijn honderd procent compatibele kloon van de 80386: de AMD Am386. Intel was in 1989 voor het topsegment al overgeschakeld naar de 80486. Vier jaar nadat Intel de 80486 introduceerde kwam AMD met zijn variant, de Am486. Dit was een chip die net zo snel was als Intels varianten, maar hij was een stuk goedkoper waardoor hij ook door 'A-merken' als Compaq en Acer gebruikt werd. Ook andere fabrikanten zoals Cyrix hadden een 486-chip, maar die haalden het qua snelheid niet bij de uitvoeringen van Intel of AMD. Overigens heeft AMD de rechtszaak over het maken van x86-processors uiteindelijk gewonnen.

Pentium

In 1993 stapte Intel van de nummers af: de Intel Pentium komt op de markt. Hij zou aanvankelijk 80586 heten, maar dat was niet te registeren als merknaam. Pentium was een combinatie van het Griekse woord pente (vijf) en het Latijnse uiteinde -ium. De eerste uitvoeringen op 60 en 66 MHz bleken een fout te bevatten in de floating point unit (fpu), waardoor de uitkomst van sommige delingen niet correct was. De fout werd door Intel aanvankelijk genegeerd en later afgedaan als een klein probleem. Het toegeven van de fout zorgde voor een golf van negatieve berichten en uiteindelijk zag Intel zich gedwongen om alle foutieve processors om te ruilen. In 1996 kwam Intel met de Pentium Pro, een processor voor de professionele markt die out-of-order-execution gebruikte en een totaal andere architectuur (P6) had dan de Pentium (P5). In 1996 verscheen met de Pentium MMX de echte opvolger van de Pentium, die 57 nieuwe multimedia-instructies (MMX) toevoegde aan de processor. 1996 was ook het jaar dat Cyrix - dat tot dan toe een kabbelend bestaan leed met langzame maar goedkope processors die vooral populair waren op de upgrademarkt - met zijn bekendste processor op de markt kwam: de 6x86. De chip was vergelijkbaar met Intels Pentium, waardoor Cyrix typenummers bedacht als P166+ om aan te geven dat hij beter was dan de Pentium op 166 MHz. Het fpu-gedeelte stelde echter teleur, waardoor de chip niet sterk was met 3D-games die toen in opkomst waren, zoals Quake. De introductie van de Pentium II in 1997 bracht de architectuur van de Pentium Pro naar de consument. De K6-2 is AMD's antwoord op de Pentium II. De Pentium II was echter veel sterker met floating point-bewerkingen, iets dat AMD oploste met extra 3DNow!-instructies. Software moest wel specifiek geschreven worden om gebruik te maken van deze instructies. Het belangrijkste verschil tussen de Pentium II en de opvolger Pentium III was de toevoeging van de SSE-instructieset, Intels antwoord op AMD's 3DNow!. De lage prijs van onder andere de Cyrix 6x86 en alternatieven als AMD's K6 en IDT's Winchip zorgden ervoor dat Intel de instapmarkt verloor. Intel introduceerde daarom de Celeron, een uitgeklede Pentium II met in eerste instantie geen, en later minder cachegeheugen dan de Pentium II. De Celeron 300A was een succesvolle budgetprocessor omdat hij eenvoudig overklokbaar bleek. Intel voert de naam Celeron nog steeds voor zijn goedkoopste instappers en ook Pentium is inmiddels een instapnaam. AMD bracht in 1999 de Athlon op de markt, de eerste processor die op een kloksnelheid van maar liefst 1 GHz liep, en die sterker was dan Intels Pentium III.

© PXimport

De Intel Pentium: het begin van een lange reeks processors.

Het falen van Netburst

In 2000 stapte Intel met de Pentium 4 over naar Netburst, Intels zevende generatie x86-microarchitectuur die zich primair richtte op de kloksnelheid om tot betere prestaties te komen. Aanvankelijk bleek de chip hiermee in veel applicaties niet sneller dan de snelste Pentium III en ook AMD's Athon en budgetuitvoering Duron bleken te sterk. Een ander nadeel was dat er duur Rambus-geheugen nodig was. DDR SDRAM in combinatie met hogere kloksnelheden zorgde ervoor dat de Pentium 4 in 2002 uiteindelijk toch de snelste en populairste consumentenprocessor was. In 2001 verscheen de derde generatie Athlon-processors die door AMD de Athlon XP werd genoemd. XP staat voor eXtreme Performance, maar onofficieel was het ook een verwijzing naar Microsoft Windows XP. De Athlon XP was de eerste AMD-processor met Intels SSE-instructieset aan boord. In 2003 kwam AMD met een heel sterke opvolger van de Athlon XP: de Athlon 64. Deze processor was sneller dan wat Intel bood met de Pentium 4. Intel bracht als reactie een Pentium 4 Extreme Edition uit om niet alle benchmarks te verliezen, maar die was zo duur dat hij geen rol van betekenis kon spelen. Ook werd de 64bit-uitbreiding van de Athlon 64 in de laatste uitvoeringen van de Pentium 4 en Netburst-afgeleiden als Pentium D ondergebracht. Omdat het onmogelijk bleek de Netburst-architectuur tot de beoogde snelheid van 10 GHz op te schalen, is het uiteindelijk een gefaalde tak in Intels processorlijn.

© PXimport

De Pentium 4 had een moeilijke start en bleek uiteindelijk niet ver genoeg op te schalen.

AMD zet de standaard

Eind jaren negentig werd duidelijk dat processors voor de pc moesten overstappen van een 32bit-architectuur naar een 64bit-architectuur. Aanvankelijk zag Intel in de - samen met HP ontwikkelde - architectuur IA-64 de opvolger van x86. De 64bit-architectuur IA-64 die door Intel als Itanium op de markt werd gezet, was oorspronkelijk ontwikkeld voor de highend-servermarkt, maar Intel was van plan om de architectuur ook naar de consumentenmarkt door te voeren. Het grootste probleem was dat bestaande x86-software niet compatibel was met de nieuwe architectuur en dat de emulatorlaag niet echt snel was. AMD besloot op een andere manier de overstap naar 64 bit te maken en ontwikkelde x86-64, dat het later omdoopte naar AMD64. Omdat dit een 64bit-uitbreiding op x86 was, kon bestaande software onaangepast draaien. De eerste processor met AMD64 was de AMD Opteron die in 2003 op de markt kwam, later dat jaar volgde de consumentenversie Athlon 64. Voor het eerst waren de rollen omgedraaid: tot dan toe was het Intel die de standaard zette en AMD moest volgen. Met AMD64 was het juist AMD die de standaard zette die door Intel moest worden overgenomen. Uiteindelijk noemt Intel zijn implementatie van AMD64 simpelweg Intel 64. Door de doorbraak van AMD's 64bit-uitbreiding is er een interessante licentieconstructie tussen Intel en AMD ontstaan. AMD heeft een licentie op Intels x86-architectuur terwijl Intel op zijn beurt een licentie heeft op AMD's x86-64 toevoeging. Beide bedrijven zijn nu dus afhankelijk van elkaar voor de ontwikkeling van de huidige generatie 64bit-processors, waardoor de strijdbijl uit het verleden definitief begraven lijkt.

© PXimport

De succesvolle AMD Athlon 64: de eerste consumentenprocessor met x86-64 aan boord.

Intel slaat terug met oud ontwerp

De Pentium 4 bleek behalve echt snel ook niet goed energiezuinig te maken en in 2003 introduceerde Intel de Pentium M. De chip greep terug op het ontwerp van de Pentium III. Opvolgers van de Pentium M die ook voor de desktop bedoeld waren, zijn de Core Solo en Core Duo-processors die in 2006 de overstap van Apple van PowerPC naar Intel inluidde. Met de Core 2 bracht Intel in 2007 64 bit naar de Core-microarchitectuur, waarmee Netburst definitief werd uitgezwaaid. Grappig detail: de quadcore-uitvoeringen waren eigenlijk twee aan elkaar geplakte dualcores. Ook AMD zat niet stil en introduceerde in 2007 de Phenom, de eerste echte quadcore-processor waarbij alle vier de kernen op hetzelfde plakje silicium zaten.

Langzame opkomst Windows 64 bit

Softwarematig duurde de opmars van x86-64 wat langer. In 2005 bracht Microsoft Windows XP Professional x64 Edition op de markt, een versie die door het gebrek aan stuurprogramma's en noodzaak op de consumentenmarkt, nooit een succes werd. De echte consumentenoverstap naar 64 bit kwam in 2006 met Windows Vista. De 64bit-uitvoering van dat besturingssysteem is eigenlijk ook nooit een echt groot succes geweest. Enerzijds was er een gebrek aan 64bit-stuurprogramma's en anderzijds hadden veel mensen in 2006 nog 1 of 2 GB intern geheugen, waardoor de 4GB-geheugenlimiet van een 32bit-uitvoering van Windows nog geen rol speelde. In 2009 bij de lancering van Windows 7 was de markt wel klaar voor 64 bit. Zo was 4 GB intern geheugen in 2009 inmiddels al heel normaal en waren de problemen met stuurprogramma's gedurende de levensduur van Windows Vista opgelost. Uiteraard zijn ook andere besturingsystemen geschikt voor x86-64 zoals BSD-varianten, Linux-varianten, Solaris en Mac OS X.

Intel weer aan top

Inmiddels is voor Intel het tij gekeerd: Core 2 is over het algemeen sneller dan AMD's Phenom. In 2008 luidt Intel met Core i7 de huidige naamgeving van microprocessors in en moet AMD definitief de prestatiekroon teruggeven aan Intel. Aanvankelijk verschenen de high-end Core i7-modellen voor socket LGA 1366, dat minstens drie geheugenreepjes nodig heeft (triple-channel). In 2009 verschijnen er ook goedkopere uitvoeringen voor LGA 1156, die twee geheugenreeps nodig hebben (dual-channel). AMD komt in 2009 met Phenom II, een verbeterde versie van de Phenom. De Phenom II kan goed meekomen met Intels middenlijn, de Core i5, maar AMD heeft vooralsnog geen antwoord op de Core i7.

Geïntegreerde graphics

In 2010 verschijnen voor socket LGA 1156 Core i3- en Core i5-processors met ingebouwde gpu. Een losse grafische kaart of grafische chip in de chipset is dus niet langer nodig. Met de toevoeging van het merk Core i3, is Intels nieuwe drieledige segmentering compleet. Intel gaat verder met de ingebouwde gpu met de introductie van de tweede generatie Core ix-processors voor de nieuwe socket LGA 1155. De processors staan ook bekend als Sandy Bridge en worden bij introductie geplaagd door een fout in de chipset. Net als bij de originele Pentium volgt ook nu een grootschalige omruilactie. In 2011 volgt AMD met AMD Fusion, eveneens een processorreeks waarin een gpu is ingebouwd. Grafisch is AMD veel sterker omdat het kan voortbouwen op de grafische kennis van ATI dat in 2006 is overgenomen. Het x86-gedeelte is echter gebaseerd op de Athlon II (budgetuitvoering van de Phenom II) en kan niet meekomen met Intels uitvoeringen. Intels allersnelste platform blijft bij ook na de introductie van Sandy Bridge op socket LGA 1155 de oudere eerste generatie Core i7-processors op socket LGA 1366. Eind 2011 komen zowel AMD als Intel met hun nieuwe topplatformen. AMD's FX, dat ontwikkeld werd onder de codenaam Bulldozer, komt als eerste op de markt en is de langverwachte opvolger van de Phenom II. De processors verschijnen in uitvoeringen met acht en zes cores. Qua prestaties is de AMD FX-8150 vergelijkbaar met Intels Core i5-2500K, ook de straatprijs ligt rond het niveau van deze Intel-tegenhanger uit het middensegment. Eind 2011 vervangt Intel de socket voor het topsegment LGA 1366 door socket LGA 2011. Intels snelste processor staat ook bekend als Sandy Bridge-E, waarmee Intels complete productportfolio eind 2011 op Sandy Bridge is gebaseerd. De varianten voor LGA 2011 hebben in tegenstelling tot LGA 1166 geen gpu aan boord. Begonnen we in 1971 met de Intel 4004 met 2300 transistors, de Sandy Bridge-E van eind 2011 heeft maar liefst 2,27 miljard transistors. Dat is bijna een miljoen keer zo veel!

© PXimport

Zowel Intel als AMD maakt nu processors met ingebouwde gpu, waardoor een losse grafische kaart niet nodig is.

De toekomst?

Intels en AMD's nieuwste desktopprocessors hebben maar liefst zes of acht cores en zijn bloedsnel. In combinatie met moderne grafische kaarten kunt u een pc tegenwoordig voor allerlei taken inzetten. Uiteraard kunt u nog steeds tekstverwerken, maar ook vlot foto's, video's en 3D-modellen bewerken is tegenwoordig geen probleem. Ook is de pc uitgegroeid tot het krachtigste platform om realistische games op te spelen, heel wat anders dan de simpele spelletjes uit de begintijd. Toch is de limiet qua snelheid nog niet bereikt. Voorlopig kan de wet van Moore nog redelijk gehandhaafd blijven, bijvoorbeeld door nieuwe ontwikkelingen als de door Intel ontwikkelde Tri-Gate-transistor die voor de schaalverkleining van Sandy bridge naar Ivy Bridge moet zorgen, en het jaar daarop een nieuwe architectuur mogelijk maakt. Behalve steeds snellere pc's kunnen de nieuwe chips in energiezuinige varianten ingezet worden die weliswaar minder krachtig zijn dan hun desktop-tegenhangers, maar nog steeds in staat zijn om geavanceerde taken uit te voeren. De toekomst zit voor een groot deel waarschijnlijk dan ook niet meer in de desktop, waar we het grootste gedeelte van dit artikel aan hebben opgehangen. De toekomst is hoogstwaarschijnlijk mobiel. Notebooks worden steeds dunner en processors zijn snel genoeg om ook in uitgeklede energiezuinige varianten nog genoeg kracht te leveren om lekker te werken. Intel heeft dit jaar de Ultrabook-standaard voorgesteld: energiezuinige dunne notebooks die voor de grafische kwaliteit vertrouwen op de ingebouwde gpu. Dan hebben we het nog niet over de tablet gehad, om nog maar te zwijgen over de smartphone.

Wet van Moore

De Wet van Moore stelt dat het aantal transistors in een (betaalbare) geïntegreerde schakeling door technische vooruitgang iedere twee jaar verdubbelt. Gordon Moore, één van Intels oprichters, deed deze voorspelling in 1965 en de voorspelling houdt tot op de dag van vandaag stand. Aanvankelijk was de voorspelling wel per jaar in plaats van per twee jaar. Transistors worden nog steeds iedere twee jaar kleiner en goedkoper, waardoor er steeds meer op één chip passen. Intel gebruikt bijvoorbeeld het Tick Tock-model waarbij in het ene jaar in de Tick een bestaande architectuur naar een kleiner productieprocedé en in het jaar daarop in de Tock een nieuwe architectuur op het bestaande productieprocedé gemaakt wordt (zoals Sandy Bridge). In het volgende jaar in de Tick wordt die weer op een kleiner productieprocedé vervaardigd (zoals Ivy Bridge).

© PXimport

Deel dit artikel
Voeg toe aan favorieten