© PXimport

Optimaal draadloos netwerk

Geplaatst: 6 juli 2011 - 08:14

Aangepast: 16 november 2022 - 09:27

Edmond Varwijk

Een draadloos netwerk kan erg handig zijn en het voorkomt dat u overal in huis met snoeren in de weer moet. Voor veel computeraars is het netwerk echter een bron van ergernis. Een draadloos netwerk functioneert niet altijd even soepel als de instellingen niet zijn geoptimaliseerd. Met onze tips configureert u uw netwerk zó, dat alles optimaal werkt.

1. Onderdelen

Om een draadloos netwerk aan te leggen, hebt u slechts een minimale hoeveelheid ingrediënten nodig die in veel huishoudens al aanwezig zijn. Het belangrijkste onderdeel is een wifi-accesspoint of, in gewoon Nederlands, een basisstation. In de meeste gevallen hebt u daar geen apart apparaat voor nodig, omdat deze functie al is opgenomen in de router. Zelfs de doorgaans niet al te uitgebreide routers die internetproviders bij hun abonnementen leveren, zijn vaak voorzien van de mogelijkheid om een draadloos netwerk op te zetten. Weet u niet zeker of uw router van deze optie is voorzien? Het is niet al te moeilijk om dit te achterhalen. Vaak geeft de naam van de router al een aanwijzing, doordat het woord 'wireless' erin is opgenomen. Als dat bij u niet het geval is, kunt u in Google een zoekopdracht geven met de typenaam van uw router. Meestal kunt u op internet lezen of uw router de opzet van een draadloos netwerk ondersteunt.

© PXimport

Ook sommige oude routers kunnen prima met draadloos internet overweg.

2. WLAN

Wifi, uit te spreken als 'waifai', is een van de aanduidingen die voor een draadloos netwerk worden gebruikt. Een andere term die u tegen kunt komen, is WLAN, dat staat voor Wireless Local Area Network. De term LAN wordt doorgaans gebruikt bij netwerken die worden opgebouwd met netwerkkabels en door de W van 'Wireless' ervoor te zetten, wordt aangegeven dat het om een draadloos netwerk gaat. In het Nederlands taalgebruik wordt officieel over een 'draadloos netwerk' gesproken, maar de termen WLAN en wifi (maar dan uit te spreken als 'wiefie') worden ook vaak gebruikt.

3. Wifi-keurmerk

Het 'Wi-Fi'-logo is een keurmerk van de Wi-Fi Alliantie. Dit is een samenwerkingsverband van een groot aantal bedrijven dat producten voor draadloze netwerken levert. Om het logo op een product te mogen zetten, moet een bedrijf zijn router of ander draadloos netwerkapparaat laten keuren en bewijzen dat het voldoet aan de eisen die de Wi-Fi Alliantie heeft vastgelegd. Deze eisen hebben te maken met de functionaliteit, prestaties en interoperabiliteit. Met die laatste term wordt bedoeld dat producten van verschillende merken in één netwerk kunnen samenwerken. Een beperking aan het logosysteem is dat fabrikanten niet verplicht zijn om hun producten voor draadloos netwerken te laten keuren. Zelfs sommige bedrijven die lid zijn van de Wi-Fi Alliantie kiezen ervoor om dit niet te laten doen. Desondanks zijn ook apparaten die niet zijn gekeurd, toch 'interoperabel', dankzij de standaarden die door iedereen worden gehanteerd.

© PXimport

Het Wi-Fi-logo garandeert dat een apparaat goed met andere draadloze apparaten kan samenwerken, maar dat geldt doorgaans evengoed voor de meeste niet-gekeurde apparaten.

4. Standaarden

In de loop der jaren heeft de Wi-Fi Alliantie verschillende standaarden vastgelegd. De standaarden hebben als naam een nummer dat wordt aangevuld met een letter. Voor consumenten in Europa zijn alleen de standaarden 802.11a, 802.11b, 802.11g en 802.11n belangrijk. Iedere standaard heeft eigen kenmerken, maar het belangrijkste om te onthouden, is dat ze in alfabetische volgorde sneller worden en ook een groter bereik hebben. Met dit laatste wordt bedoeld dat de maximale afstand die een wifi-apparaat kan overbruggen, steeds groter wordt. Daarbij is er bij alle standaarden een verschil tussen de maximale afstand binnenshuis en die buitenshuis. Buitenshuis is het bereik in theorie altijd groter, omdat er minder obstakels zijn.

© PXimport

5. Verschillende apparaten

Dankzij de eisen van de Wi-Fi Alliantie kunnen apparaten die volgens verschillende standaarden zijn ontworpen, toch gewoon samenwerken. Een optimaal resultaat levert dat echter niet op. Snelle apparaten zullen namelijk terugschakelen naar de snelheid van de traagste standaard. Als u een hele snelle router hebt, maar een aantal oudere draadloze netwerkapparaten, dan zal de router de minder snelle technologie gebruiken die bij de standaard van de oudere draadloze netwerkapparaten hoort. Kijk dus goed naar de ingrediënten van uw draadloos netwerk en inventariseer welke standaarden elk onderdeel ondersteunt. Bepaal aan de hand daarvan welke apparaten te veel afwijken en beter kunnen worden vervangen door een apparaat dat ook een nieuwere, snellere standaard ondersteunt.

© PXimport

Een eenvoudige inventarisatie van apparaten en standaarden maakt al snel duidelijk welke apparaten zijn verouderd.

6. Maximale snelheid

De maximale snelheid van een 802.11n-router bedraagt 150 Mbit per seconde. Toch zijn er draadloze routers die een veel hogere snelheid kunnen leveren, tot wel 450 Mbit/sec, zoals de in dit artikel gebruikte E4200 van Linksys. De truc die de fabrikant daarbij uithaalt, is dat hij in het draadloze accesspoint meerdere antennes inbouwt die hun signalen bundelen. Eigenlijk zit in de Linksys E4200 dus niet één 802.11n-accesspoint, maar drie van dergelijke onderdelen. Opgeteld levert dat drie maal 150 Mbit/sec op, samen 450 Mbit. Om die snelheid daadwerkelijk te kunnen bereiken, hebt u wel een bijpassende draadloze netwerkkaart nodig. Een standaard 802.11n-netwerkkaart voldoet hiervoor niet.

7. MIMO

Als er meerdere antennes zijn ingebouwd, wordt ook wel over MIMO gesproken, wat staat voor 'Multiple In Multiple Out' - oftewel 'meerdere zenders en ontvangers'. Behalve het aantal antennes is van belang hoeveel datastromen de router gelijktijdig kan verwerken. In combinatie met elkaar leidt dit tot de reeks T x R : S, waarbij T staat voor het aantal zenders, R voor het aantal ontvangers en S voor het aantal datastromen. De meeste draadloze accesspoints die nu te koop zijn, zijn van het type 2x2:2 of 2x3:2. Daarbij verschilt dus het aantal antennes, maar niet het aantal datastromen. Toch kan dat aantal nog wel toenemen in nieuwe modellen. Het maximale aantal binnen de 802.11n-standaard staat namelijk op 4x4:4, wat een veel snellere router kan opleveren dan die nu te koop zijn. Gaat u een nieuwe router of draadloos accesspoint kopen, let dan zeker op het aantal antennes en liefst ook hun verdeling.

8. Inloggen

Om een draadloos netwerk te configureren, moet u inloggen op de router, als de router althans ook het draadloos accesspoint is. Als uw router die functionaliteit niet biedt en er een apart draadloos accesspoint is, dan moet u daar op inloggen. Beide soorten apparaten laten zich via een webbrowser configureren, door in de adresbalk van de browser achter http:// het IP-adres van de router of het draadloos access-point te typen en op Enter te drukken. Wanneer het een router betreft, is dit het adres dat u ziet als u naar Start / Uitvoeren gaat, het commando cmd invoert en na een druk op OK in die prompt het commando ipconfig intikt. Na een druk op Enter ziet u het adres vervolgens achter Standaardgateway

© PXimport

Een eenvoudige inventarisatie van apparaten en standaarden maakt al snel duidelijk welke apparaten zijn verouderd.

9. Configuratie

Ieder merk en soms zelfs ieder model router heeft een eigen interface. Daarbij gaat het echter alleen om de uiterlijke vorm. De functionaliteit die via een router kan worden geconfigureerd, is bijna altijd hetzelfde. Om een netwerk te configureren, ook als het draadloos is, zijn vrijwel altijd dezelfde opties beschikbaar. Controleer de webinterface van uw router maar eens. Die biedt opties voor uw draadloos netwerk, hij heeft een SSID (netwerknaam), de mogelijkheid om die SSID al dan niet te 'broadcasten', er zijn opties voor VLAN-beveiliging en MAC-filtering, enzovoort. Vrijwel alle routers bieden hetzelfde pakket.

© PXimport

Het uiterlijk van het kastje verschilt per merk en per type, maar vrijwel iedere router biedt dezelfde opties om een draadloos netwerk te configureren.

10. De netwerkmodus

Een belangrijke keuze die u moet maken als u een router zoekt, heeft te maken met de netwerkmodus. Hierbij moet u de standaard kiezen die u gaat gebruiken, dus 802.11a, 802.11b, 802.11g of 802.11n. Ondersteunt uw draadloos accesspoint maar één standaard, dan is de keuze snel gemaakt. Ondersteunt dit onderdeel meerdere standaarden, dan kunt u kiezen. Kies voor de 'gemengde' (of 'mixed') modus als er apparaten in het draadloos netwerk zijn opgenomen die verschillende standaarden gebruiken. Kies voor 'alleen wireless-N' of 'alleen wireless-G' als er alleen apparaten zijn met die standaard. Als u geen gebruikmaakt van de zogenaamde gemengde modus, zullen de prestaties van de router beter zijn. Hij kan zich dan immers beperken tot één standaard en daar al zijn zend- en ontvangstkracht voor gebruiken.

© PXimport

De apparaten die het draadloos netwerk gaan gebruiken, zijn bepalend voor de netwerkmodus die u moet kiezen.

11. Dual-band

Ondersteunt uw draadloos accesspoint 802.11n, dan is het zeer waarschijnlijk een dual-bandrouter. 802.11n-routers kunnen op twee verschillende frequenties werken: op de 2,4GHz-band van de oudere 802.11a/b- en 802.11g-standaard én op de 5GHz-frequentie van de nieuwere 802.11n-standaard. Het gebruik van de 5GHz-band biedt een groot voordeel. De 2,4GHz-band wordt ook door de draadloze DECT-telefoons gebruikt die in veel huizen aanwezig zijn, en daarnaast onder andere door babyfoons en magnetrons. Al deze apparaten concurreren dus met het 802.11-signaal dat dezelfde frequentie gebruikt. Dit leidt tot een slechte ontvangst of tot verstoringen wanneer de magnetron bijvoorbeeld even wordt gebruikt. Er zijn veel minder apparaten die een beroep doen op de 5GHz-band, een accesspoint dat daar via de nieuwste standaard gebruik van maakt heeft dan ook de voorkeur.

© PXimport

Deze router ondersteunt zowel de 5GHz- als 2,4GHz-band.

12. Netwerknaam

Een draadloos netwerk is herkenbaar aan zijn netwerknaam. De technische term voor een netwerknaam luidt 'SSID', wat staat voor 'Service Set IDentifier'. De netwerknaam zorgt ervoor dat verschillende netwerken van elkaar kunnen worden onderscheiden en dat apparaten het netwerk kunnen vinden dat ze moeten gebruiken. Geef uw draadloos netwerk een goede naam, maar verraad er liever niet mee waar u woont of wie u bent. Iedereen met een laptop of ander draadloos apparaat kan deze informatie straks 'uit de ether plukken', dus enige terughoudendheid is hierbij zeker op zijn plaats. Let erop dat de SSID hoofdlettergevoelig is en niet meer dan 32 tekens mag tellen.

© PXimport

Verzin een naam voor uw netwerk waaraan u het herkent, maar verwerk er liever geen persoonlijke informatie in.

13. Twee netwerken

Als u een een dual-bandrouter hebt, kunt u twee netwerken configureren: een op de 3,4GHz- en een op de 5GHz-frequentie. Het is mogelijk om deze twee netwerken dezelfde naam te geven, maar dat hoeft niet. Wilt u een aardige hoeveelheid verschillende apparaten aansluiten en gebruiken, zonder daarbij steeds na te moeten denken over de snelheid waarmee u bent verbonden, dan kunt u beide netwerken rustig dezelfde naam geven. Wilt u uw 802.11g-apparaten bewust via het 2,4GHz-netwerk laten functioneren en nieuwe 802.11n-apparaten via het 5GHz-netwerk, dan kunt u beide netwerken beter een verschillende naam geven. Zo kunt u bij het verbinden van een apparaat specifiek het netwerk kiezen dat het meest geschikt is.

© PXimport

Met twee netwerken kunt u kiezen tussen een gedeeld netwerk met één gedeelde naam, en twee netwerken met twee afzonderlijke namen.

14. SSID-broadcast

Zoals gezegd, moet u er bij de keuze van de netwerknaam rekening mee houden dat iedereen die naam straks uit de lucht kan vissen. Wanneer u met de naam van het netwerk heel nadrukkelijk uw naam of huisadres verraadt, kan iemand die het specifiek op uw netwerk heeft gemunt direct het juiste netwerksignaal oppikken om het te hacken. Gebruikt u een onopvallender naam of een SSID die niet direct aan u kan worden gekoppeld, dan wordt dat alweer iets lastiger. Wat u ook kunt doen, is de SSID-broadcast uitschakelen. Het netwerk verspreidt zijn naam dan niet meer, zodat het minder gemakkelijk is te vinden. Zo zal de functie van Windows om draadloze netwerken op te sporen uw netwerk niet meer zien. Als u dat wilt, kiest u Uitgeschakeld bij de optie voor SSID-broadcast. Besef overigens wel dat het netwerk daar niet ineens onzichtbaar door wordt. Met een zogeheten 'netwerksniffer' kan uw netwerknaam nog steeds worden achterhaald, mede doordat die naam steeds toch weer openbaar wordt als een computer zich ermee verbindt.

© PXimport

Wilt u dat uw netwerk minder gemakkelijk wordt gevonden? Schakel de SSID-broadcast uit.

15. Alle netwerken zien

Als u alle draadloze netwerken in uw buurt wilt zien, samen met de band die ze gebruiken, kunt u het programma inSSIDer gebruiken. Installeer het programma op een note- of netbook met een draadloze netwerkkaart - liefst een type dat 802.11n ondersteunt - en start zo nodig de computer opnieuw op. Start vervolgens inSSIDer, via Start / Alle Programma's / Metageek. Controleer of bovenaan de juiste netwerkkaart is geselecteerd en klik dan op Start scanning. Rechts kunt u nog kiezen tussen de 2,4GHz- en 5GHz-band, mits beide althans door uw computer worden ondersteund. In het bovenste deel van het programmavenster ziet u alle netwerken die inSSIDer in uw buurt heeft aangetroffen. In de kolom SSID ziet u de SSID van de netwerken, in de kolom Vendor de merken van de gebruikte draadloze access-points.

© PXimport

Met inSSIDer maakt u onzichtbare netwerken zichtbaar.

16. Kanalen

De 802.11-standaarden gebruiken een bepaalde frequentie om hun signaal uit te zenden. Dat is de 2,4GHz- of de 5GHz-frequentie of beide, in het geval van 802.11n. De zenders en ontvangers gebruiken niet de hele frequentie, maar een zogeheten 'kanaal' dat er slechts een deel van beslaat. Iedere frequentie kent meerdere van dit soort kanalen. Binnen de 2,4GHz-band zijn dat er elf, binnen de 5GHz-band acht. De kanalen zijn niet helemaal van elkaar gescheiden. Ze overlappen elkaar, maar toch heeft het zin als netwerken zoveel mogelijk een eigen kanaal gebruiken en niet allemaal hetzelfde, bijvoorbeeld kanaal 5. Met inSSIDer kunt u zien welke kanalen de andere netwerken in de buurt gebruiken. Daarvoor kijkt u in de kolom Channel. Gebruikt uw draadloos netwerk een kanaal dat ook al door veel andere netwerken wordt gebruikt, dan kunt u in uw router bij Kanaal WLAN-verbinding een ander kanaal kiezen. Bepaal in inSSIDer welk kanaal het minste wordt gebruikt en selecteer het vervolgens in uw router. Omdat kanalen elkaar overlappen en het voordeel het grootst is wanneer de afstand ertussen maximaal is, kunt u het meeste voordeel verwachten wanneer binnen de elf kanalen van de 2,4GHz-band de kanalen 1, 6 en 11 worden gebruikt. Die liggen immers het verst van elkaar af.

© PXimport

U kunt de snelheid van uw netwerk verhogen door er een kanaal voor te kiezen dat niet al te populair is.

17. Kanaalbreedte

Behalve het kanaal kan soms ook de kanaalbreedte worden geselecteerd. Deze optie is alleen beschikbaar bij een 802.11n-netwerk en bij een gemengd netwerk waarin 802.11n is opgenomen. In die gevallen kunt u kiezen tussen 20 MHz en 40 MHz. Bij 802.11a, b en g is de kanaalbreedte altijd 20 MHz. Wanneer u naar de lijst met kanalen kijkt, ziet u echter dat ze slechts 5 MHz van elkaar zijn verwijderd. Dat verklaart ook direct de eerder genoemde overlap. De kanalen, zoals ze in de vorige tip een rol spelen, zijn 20 MHz breed, maar het midden van het kanaal ligt steeds maar 5 MHz naast dat van het volgende. Binnen de overige 15 MHz overlappen de kanalen elkaar. De breedte van een kanaal kan weliswaar worden veranderd, maar maarmee verschuift ook de overlap. Het is dan ook aan te bevelen om de kanaalbreedte onveranderd te laten, en hem automatisch te laten bepalen door de router.

© PXimport

Van alle beveiligingsmogelijkheden heeft WPA2-Personal absoluut de voorkeur.

18. WLAN-beveiliging

Een belangrijk onderdeel van het netwerk betreft de WLAN-beveiliging. Veel opties kunt u hier niet aan instellen en in de basis hoeft u alleen te kiezen of u uw netwerk al dan niet wilt beveiligen. Is beveiliging ingeschakeld, dan wisselen het draadloos accesspoint en de apparaten die het netwerk gebruiken een sleutel uit waarmee ze al het verkeer versleutelen dat wordt verstuurd. Zou iemand het verkeer afvangen, dan is het onleesbaar. Het spreekt dus voor zich dat u er eigenlijk niet onderuit kunt om voor beveiliging te kiezen, en dan liefst voor de krachtigste mogelijkheid. De beveiligingsmodus WEP is inmiddels zo onbetrouwbaar geworden dat u daar beter niet voor kunt kiezen. Ondersteunt uw router alleen dit protocol, dan wordt het een overweging om een ander apparaat aan te schaffen. Controleer, voordat u daartoe overgaat, eerst of er nieuwe firmware voor uw bestaande router beschikbaar is die de mogelijkheid van WPA-beveiliging toevoegt. Of, beter nog dan het ook niet al te sterke WPA, WPA2. WPA2 biedt de sterkste beveiliging voor draadloze netwerken en heeft absoluut de voorkeur boven alle andere methoden.

19. Beveiliging inschakelen

Kies voor uw netwerk de best mogelijke beveiliging en bedenk vervolgens een goed wachtwoord of een sterke wachtzin. Dat is de sleutel die voortaan in ieder apparaat moet worden ingevoerd om verbinding met het draadloos netwerk te kunnen maken. Dat hoeft u overigens maar één keer te doen, daarna onthoudt elk apparaat de sleutel. Bedenk een zo sterk mogelijke sleutel, waarin hoofdletters, kleine letters, leestekens en enkele cijfers voorkomen. Dat klinkt wellicht omslachtig, maar u kunt ook een zin nemen zoals 'Tips&Trucsisinteressant' en daarin sommige delen vervangen. Zo zou het voorbeeld kunnen worden omgebouwd in 'T1p5&Truc5151nt3r3554nt', waarbij alleen de letters i, s en a zijn vervangen door cijfers. De oorspronkelijke zin had al een leesteken en enkele hoofdletters. Zo'n zin is lastig te kraken maar voor u gemakkelijk te onthouden. Voer de wachtzin in en bewaar deze goed, zodat u hem later altijd kunt terugvinden. Bijvoorbeeld via het programma Keepass of gewoon in een Excel-sheet op de computer.

© PXimport

Kies een goede wachtzin die niet gemakkelijk kan worden gekraakt.

20. Dual security

Als u een dual-bandrouter hebt, kunt u voor de verschillende netwerken ook verschillende typen beveiliging kiezen en ze ieder van een andere wachtzin voorzien. Op die manier is het bijvoorbeeld mogelijk om de beveiliging wat terug te schroeven op een 802.11g-netwerk waarop al wat oudere netwerkapparaten zijn aangesloten die de 802.11n-standaard niet ondersteunen. Een reden daarvoor zou kunnen zijn dat dergelijke apparaten alleen WEP ondersteunen en geen WPA. Twee netwerken met verschillende beveiligingsmethoden heeft ook een nadeel. Beide draadloze netwerken geven namelijk toegang tot dezelfde computers en gedeelde schijven. Door een van beide netwerken op een dual-bandrouter een lager beveiligingsniveau te geven, zorgt u voor een veel lagere algehele beveiliging. De zwakste schakel bepaalt ook hier de sterkte van de hele ketting.

© PXimport

Bij een dual-bandrouter kan voor elk netwerk een eigen beveiligingsniveau worden gekozen, maar dat verzwakt wel het hele netwerk.

21. MAC-filtering

MAC-filtering is een optie die op elke router of draadloos accesspoint beschikbaar is. U kunt op basis van het MAC-adres apparaten wel of juist geen toegang tot een draadloos netwerk geven. Als u toegang verbiedt, maakt het zelfs niet meer uit of een gebruiker de naam van het netwerk en de wachtzin kent; hij krijgt hoe dan ook geen toegang meer. MAC-filtering is een populaire methode om een netwerk extra af te schermen, al is het geen echte beveiligingsmethode. Iedere (draadloze) netwerkkaart heeft weliswaar een uniek MAC-adres, maar dit adres kan worden veranderd zodat het MAC-adres van een andere netwerkkaart kan worden 'gespoofed' - oftewel worden gekopieerd. Om de computers in uw netwerk desalniettemin 'exclusief' toegang te geven tot het draadloos netwerk, moet u MAC-filtering inschakelen. Kies ervoor dat de MAC-adressen die u gaat invoeren wordt toegestaan te verbinden en voer vervolgens in de lijst met MAC-adressen de adressen in van apparaten die het netwerk mogen gebruiken. Het adres van een apparaat staat vaak op een sticker op de onder- of achterkant, en anders kunt u het altijd nog achterhalen door naar Start / Uitvoeren te gaan, het commando cmd uit te voeren en via ipconfig /all het fysiek adres op te vragen.

© PXimport

Met MAC-filtering kunt u apparaten met een draadloze netwerkkaart al dan niet toestaan verbinding met uw draadloos netwerk te maken.

22. Adresadministratie

MAC-adressen zijn te lastig om te onthouden en bovendien hebt u ze maar zelden nodig. De MAC-filterlijst van een router raakt in de loop der tijd echter wel vervuild met adressen waarvan u niet meer weet bij welke apparaten ze horen. Een trucje om dat alsnog te achterhalen, is door even bij de DHCP-reserveringen te kijken. Dat is geen onderdeel van het draadloos accesspoint maar van de router zelf. Bij veel routers kan via deze functie een lijst worden opgevraagd met netwerkapparaten die via DHCP een IP-adres hebben opgevraagd, en daar worden dan ook de MAC-adressen bij getoond. Zet u een netwerk op met een nieuwe router en voert u voor het eerst de MAC-adressen in? Sla ze dan ook meteen even op in Keepass of in een Excel-bestandje. Zet erbij welk apparaat bij welk MAC-adres hoort, zodat u dit later gemakkelijk kunt terugvinden.

© PXimport

Als u MAC-adressen kwijt bent of niet meer weet bij welk apparaat ze horen, is de kans groot dat u ze kunt achterhalen via de DHCP-reserveringen.

23. Signaalsterkte

Als alles correct is ingesteld, kunt u uw draadloos netwerk gaan gebruiken. Het blijft echter mogelijk dat er bepaalde plaatsen in uw huis zijn waar de ontvangst slecht is, terwijl u juist daar gebruik wilt maken van het netwerk, bijvoorbeeld via een netbook. Draadloze netwerksignalen zijn niet alleen gevoelig voor concurrerende signalen van andere netwerken en apparaten zoals magnetrons, ze worden ook gehinderd door vloeren, muren en andere obstakels. Met name betonnen muren met een ijzeren vlechtwerk hebben een grote impact op de reikwijdte van het signaal. Als dit bij u het geval is, kunt u inSSIDer (zie tip 15) gebruiken om op de betreffende locatie de sterkte van het signaal te zien en in kaart te brengen of er sprake is van concurrerende netwerken. Start het programma en kijk in de kolom RSSI (wat staat voor 'Received Signal Strength Indication' ). U ziet hier hoe krachtig het signaal is van alle netwerken die worden opgepikt. De waarde die wordt getoond moet u ongeveer als volgt interpreteren: -50 is het sterkste signaal, en alles daaronder, bijvoorbeeld -69 of zelfs -100 is (veel) zwakker. Rechtsonder in beeld toont InSSIDer de signaalsterktes ook nog in een grafiekvorm.

© PXimport

Met inSSIDer kunt u ook de sterkte van concurrerende signalen zien.

24. WLAN-versterker

Als uw netwerksignaal te zwak is, kunt u eerst proberen om het draadloos accesspoint te verplaatsen of op een andere manier neer te zetten. Als het apparaat externe antennes heeft, kunt u daar eens aan draaien of ze in een andere richting zetten. Zulke eenvoudige ingrepen kunnen al een heel verschil maken. Helpt dit allemaal niet, dan is de aanschaf van een WLAN-versterker (of WLAN-repeater) een optie. Dit zijn hulp-zender/ontvangers die een zwak signaal oppakken en versterkt uitzenden. Een dergelijk apparaat moet als nieuw draadloos netwerkapparaat in het netwerk worden opgenomen. Zo moet het MAC-adres van de versterker in het MAC-filter worden geplaatst, waarna u toestemming moet verlenen voor verbinding met het netwerk en vervolgens de wachtzin van het netwerk in het apparaat intikt. Daarna kan het apparaat via de webinterface verder worden geconfigureerd. Voor de eerste configuratie wordt soms een softwareprogramma bij de versterker meegeleverd, dat op uw eigen pc kan worden gestart en dat helpt om de WLAN-versterker op te sporen en te configureren. De meeste WLAN-versterkers zijn echter standaard al zó ingesteld dat u er draadloos via een notebook verbinding mee kunt maken om de configuratie aan te passen, zonder dat er extra software nodig is.

© PXimport

Als u een WLAN-versterker of -repeater op een plaats zet waar uw netwerksignaal zwak is, pikt dit apparaat het signaal op om het versterkt door te sturen.

25. Verbinding maken

Als het netwerk volledig is geoptimaliseerd, kunt u er eindelijk mee aan de slag. Start uw notebook op en laat het apparaat naar uw draadloos netwerk zoeken. In Windows start u de zoektocht door op het symbool van het draadloos netwerk naast de klok te klikken en te kiezen voor Beschikbare netwerken zoeken. Zodra uw eigen netwerk wordt gevonden, klikt u erop en kiest u voor Verbinden. Als u de wachtzin invoert, bent u enkele momenten later verbonden met het draadloos netwerk. Veel surfplezier!

© PXimport

Als u uw netwerk volledig hebt geconfigureerd, is het eindelijk tijd om er gebruik van te maken!

Deel dit artikel
Voeg toe aan favorieten