© PXimport

Maken computers ons dom?

Geplaatst: 15 juli 2015 - 14:17

Aangepast: 14 december 2022 - 15:23

Redactie Computer!Totaal

Eerst was er de pc, toen kwam internet en daarna de smartphone. Anno 2015 wordt ons leven geregeerd door multitasking en Google. De hele dag door komt een eindeloze stroom van e-mails, pushberichten, tweets en 'likes' voorbij. Het toppunt van productiviteit of de snelweg naar een digitale burn-out?

 

© PXimport

Graffiti in het Duitse universiteitsstadje Weimar.

Wie herkent het niet? 's Ochtends gelijk na het openen van je ogen grijp je naar je smartphone. Even kijken in de nieuws-apps wat er in de wereld gebeurd is, in de Facebook-app of je vrienden nog wat gedaan hebben vannacht, en gelijk maar even kijken of je nog mailtjes hebt gehad. Hetzelfde gebeurt op het werk. Gelijk na binnenkomst op kantoor check je eerst even je e-mail. Soms ben je wel een of twee uur bezig om die inbox een beetje op orde te krijgen. Veel mails even beantwoorden die niet altijd even belangrijk of dringend zijn. Lees ook: 6 gratis tools om productiviteit te verhogen.

En ben je eindelijk toegekomen aan je werkelijke prioriteiten, dan blijft die mailbox maar aandacht vragen. Daar is ie weer: "Er zijn nog drie ongelezen mails." Hup, die ook maar even snel beantwoorden, het geeft zo'n lekker productief gevoel. 's Middags een werkoverleg. Tijdens de vergadering check je tussendoor Twitter en Facebook. Even snel sms'en en appen. Even wat dingen uitzoeken? Verder dan Google en Wikipedia komen we vaak niet. En zo gaat het de hele dag door. Maar aan het eind van de dag ... tja, weer niet alles afgekregen wat je allemaal wilde doen!

 

© PXimport

Zoek je een antwoord? Google helpt je! Weet je ook de vraag niet precies? Google helpt je!

Een offline sabbatical: vloek of zegen?

Is dit nou het toppunt van productiviteit of de snelweg naar een digitale burn-out? Om erachter te komen wat het verschil is tussen het leven zonder en met computers en/of internet, kun je natuurlijk zelf de proef op de som nemen. Gewoon een tijdje zonder doen, en kijken wat dat oplevert. Een week, een paar maanden, of nog langer: de computer uit, smartphone uit, geen internet meer. Niet meer de constante stroom aan e-mails, pushberichten, tweets en sms'jes. Al diverse ervaringsdeskundigen zijn je voorgegaan, we citeren er een paar. Een daarvan was ook bereid om zijn ervaringen aan ons toe te lichten.

Paul Miller

Een verademing, zo'n sabbatical zonder internet? Eigenlijk maar tijdelijk, zo concludeerde de Amerikaanse webdesigner Paul Miller, tevens journalist van online tijdschrift The Verge. Enkele jaren geleden was hij het helemaal zat. Nog geen 30 jaar oud en hij lag hij op ramkoers met een snel naderende burn-out. Het roer ging om, een jaar lang trok hij de stekker eruit. Hij publiceerde zijn ervaringen op internet.

In het begin ging het fantastisch. Hij ging veel vaker de deur uit en zag zijn vrienden meer dan ooit in het echt. Hij ging ook nieuwe dingen leren, zoals Griekse literatuur, en werd creatiever. Bovendien viel hij enorm af zonder er ook maar iets voor te doen. Maar de euforie was maar tijdelijk. Gaandeweg verviel hij weer in zijn oude levenspatroon. De onvermijdelijke conclusie: het probleem ligt niet aan de computer of internet, maar aan jezelf. Een verkeerde levensstijl zit tussen je oren.

Zijn eerste publieke statement toen hij na een jaar weer online was: "I was wrong." Tientallen blogposts en tijdschriftartikelen over de schadelijke effecten van internet had hij gelezen, maar zijn conclusie: dat hele internet - dat zijn we uiteindelijk zélf, we doen het elkaar aan. "The internet is where people are." Hier lees je zijn blog.

Bram van Montfoort

Ook de Nederlandse journalist Bram van Montfoort ging een jaar offline, en hem ging het wat gemakkelijker af. Op 24-jarige leeftijd had hij als student aan de School voor Journalistiek genoeg van de constante stroom mails, tweets, likes en andere berichtjes. In zijn boek 'Een jaar offline' beschrijft hij nauwgezet hoe dat jaar verliep. We lezen dat een aantal gevolgen voor de hand liggen: vluchtige online contacten maken plaats voor minder frequente maar diepere contacten. En je kunt niet alles even snel opzoeken, maar moet daarvoor naar de bibliotheek.

Maar andere constateringen zijn verrassender: Facebook is meer dan een onafgebroken stroom statusupdates en 'likes', maar blijkt voor velen ook een belangrijk naslagwerk met telefoonnummers en verjaardagen. En bibliotheekbezoek mag dan tijdrovend en onpraktisch zijn - zeker als je jezelf strikt beperkt tot het raadplegen van boeken en niet stiekem gaat internetten - maar heeft ook positieve kanten: zijn scriptiebeoordelingen schoten omhoog. Een offline bestaan heeft uiteraard ook gevolgen voor de naaste omgeving. Afspraken maken neemt heel nauw: je moet per se op tijd komen, want als je te laat bent, kun je dat niet onderweg laten weten.

Na zijn jaar offline kiest Van Montfoort voor de gulden middenweg: geen internetabonnement thuis, maar internetten doet hij buitenshuis, in de bibliotheek.

Jeroen van Loon

Niet alleen de overvloed aan online impulsen, maar ook de computer zelf kan een stimulans zijn om voor langere tijd het digitale leven gedag te zeggen. De 29-jarige mediakunstenaar Jeroen van Loon kreeg in 2010 ernstige RSI-klachten tijdens zijn studie aan de kunstacademie. Hij besloot van de nood een deugd te maken en zijn afstudeerproject in het teken te zetten van deze fysieke gevolgen. Eerst hield hij een maand lang bij hoeveel uur hij achter de computer zat: in totaal meer dan 200. Vervolgens ging hij twee maanden offline. Met een typemachine tikte hij blogposts uit op papier, die hij met een kopieerapparaat vermenigvuldigde en verspreidde onder vrienden. Hij vroeg hen ook een brief terug te schrijven en te vertellen over hoe zij het digitale leven ervaren.

Twee maanden zonder internet: wat mis je dan het meest? Van Loon: "Vooral Google. De mogelijkheid om heel snel iets te kunnen opzoeken. Natuurlijk kun je wel naar de bibliotheek, maar het is soms niet gemakkelijk. Iets simpels achterhalen als het telefoonnummer van een museum in Eindhoven kostte me maar liefst twee dagen. Het eerste wat ik na die twee maanden deed was met Google uitzoeken hoe een 'camera obscura' werkt. In de bibliotheek tevergeefs naar gezocht, maar op internet was heel gedetailleerde informatie zó gevonden. Alleen jammer dat ook de RSI binnen twee weken weer terug was."

En sociale media? "Die heb ik echt geen seconde gemist. Heel interessant, want voor die periode was ik er dagelijks op aanwezig. Ik had niet verwacht dat ik dat zo weinig zou missen. Mijn sociale kring werd wel iets kleiner, maar niet leger. Contacten werden alleen maar intensiever."

Paul, Bram en Jeroen: alle drie twintigers die de stekker eruit trekken, zit daar een patroon in? Jeroen vervolgt: "Ik kan me dat wel voorstellen. Tieners en begin-twintigers zien internet meer als een vanzelfsprekendheid. Het is een status quo waarmee ze zijn opgegroeid. Maar de laat-twintigers hebben nog net de tijd van daarvoor meegemaakt, de beginjaren van het World Wide Web, toen je nog krakende modems nodig had om verbinding te leggen. Dat maakt je bewuster van de enorme ontwikkeling daarna. Je gaat je dan sneller afvragen wat die veranderingen hebben opgeleverd."

Spelen hierbij ook specifieke internetontwikkelingen een rol? Of zijn het alarmisten als Nicholas Carr die veel mensen wakker hebben gemaakt? "Het past wel een beetje in de fase waarin internet nu verkeert. Vroeger was internet van nature neutraal, een digitale vrijplaats. Met name de strijd tussen Napster en de muziekindustrie heeft dat beeld bijgesteld. Daarnaast zijn ook de belangrijkste kinderziektes van internet eruit. Dat alles geeft meer gelegenheid tot reflectie."

Het bleef niet bij een afstudeerproject. Jeroen van Loon besloot na zijn studie zeven maanden de wereld over te trekken. Iedereen die hij tegenkwam, vroeg hij ook weer om een brief aan hem te schrijven met hun gedachten en twijfels over computers en internet (zie kader 'Life needs internet'). "Over het algemeen blijkt de leeftijd heel bepalend. Hoe ouder de mens, hoe negatiever hij tegen de digitale wereld aankijkt. Vooral gebrek aan privacy en de afwezigheid van echte communicatie worden als grootste bezwaren genoemd."

En mensen die nog nooit hebben gehoord van internet, kom je die ook tegen bij zo'n wereldreis? "Ja, dat gebeurde in de jungle van West-Papoea. Het was heel lastig om hem uit te leggen wat internet inhoudt. Na mijn moeizame pogingen reageerde hij: oh, dus internet is een soort cultuur? Eigenlijk een heel aardige typering, eigenlijk is dat het wel."

 

© PXimport

Kinderen in de jungle van West-Papoea beschrijven hun beeld van computers en internet.

Geeft internet te veel afleiding? Freedom houdt je bij de les

Natuurlijk, een paar maanden of zelfs een heel jaar zonder internet is slechts voor weinigen weggelegd. Maar je kunt al heel simpel beginnen: zet internet af en toe een uurtje uit. Dat kan met het programma Freedom.

De opzet is heel simpel: vertel Freedom hoe lang je internet wilt uitschakelen en de toegang wordt voor deze periode geblokkeerd. De enige manier om vals te spelen is door je computer opnieuw op te starten. Uiteraard wordt internet alleen geblokkeerd op het apparaat waarop je het programma hebt geïnstalleerd. Vergeet dus niet ook je smartphone uit te zetten als je op een computer werkt. En zit je op kantoor te werken, maar wil je even niet worden gestoord door collega's? Tja, daar helpt natuurlijk geen enkele software tegen...

Freedom kost 10 dollar en is beschikbaar voor Windows, Mac en Android. Meer info: www.macfreedom.com.

 

© PXimport

Zelf soms even zonder internet? Met Freedom schakel je je internetverbinding tijdelijk uit.

Mythes rond multitasken

Wat is het grootste verschil tussen het leven offline en online? In alle verhalen van ervaringsdeskundigen valt vroeg of laat valt het grote M-woord: multitasken. Regelmatig duikt het op in het nieuws, multitasking is hot. Maar de berichtgeving hierover is erg versnipperd - jawel, uitgerekend iets waar Neil Postman ons 30 jaar geleden al voor waarschuwde! - en staat ook bol van de tegenstrijdigheden. Vrouwen zouden beter kunnen multitasken dan mannen. Of toch niet. Of wacht, het hangt van de menstruatiecyclus af, volgens dat ene nieuwe onderzoekje? Of nee, toch van andere factoren?

Volgens Niels Taatgen, hoogleraar Kunstmatige Intelligentie aan de Rijksuniversiteit Groningen, is er geen wetenschappelijk bewijs dat vrouwen beter zijn in multitasken dan mannen: "Dit gebied is nog niet zo heel veel onderzocht, en ook deugt de methodologische opzet vaak niet. Statistisch onderzoek in de psychologie is over het algemeen best lastig. Belangrijk is dat je vooraf een concrete stelling formuleert en daar heel gericht op toetst. Als je zonder hypothese een onderzoek uitvoert, dan vind je achteraf bij het analyseren van de data altijd wel ergens een opvallend patroon. Zo'n toevalstreffer wordt dan door de media gelijk sterk uitvergroot. Maar zonder herhaling van dat onderzoek met vergelijkbaar resultaat is dat niets waard. In ieder geval heb ik nooit de indruk gekregen dat er wezenlijk verschil is tussen mannen en vrouwen als het gaat om multitasken."

 

© PXimport

Het grootste verschil tussen het leven offline en online: multitasken.

Niels Taatgen doet al sinds najaar 2011 met Europese subsidie onderzoek naar multitasken. Daarin staan twee hoofdvragen centraal: wanneer kiezen mensen ervoor om te multitasken en in welke situaties blijkt dat niet verstandig? "Onze theorie is dat er problemen ontstaan zodra dezelfde hersenfunctie is betrokken bij de verschillende taken. Als je tijdens het autorijden zit te sms'en, dan is dat allebei een vorm van visuele verwerking. Riskant, want je aandacht raakt daardoor versnipperd. Als je bij een vergadering zit te Twitteren, dan is ook daarbij twee keer dezelfde hersenfunctie betrokken, het taalgebied. Daardoor onthoud je minder van wat er wordt gezegd. Multitasken wordt ook lastiger naarmate beide taken een beroep doen op je geheugen, in feite is dat ook een specifieke hersenfunctie. Maar opvallend genoeg zien we dat tekeningetjes maken tijdens vergaderingen wel weer goed is voor de aandacht, want dat is een ander hersengebied."

Kun je jezelf trainen in multitasken? Deels wel, deels niet, denkt Taatgen: "Op zich is multitasken vooral een aangeboren talent, maar je kunt er wel beter in worden door de afzonderlijke taken beter te beheersen. Het belangrijkste is om goed te zijn in de afzonderlijke taken, dan gaat het switchen daartussen ook veel gemakkelijker. Mijn zoontje van 2 kan sinds een half jaar lopen. Als hij tijdens het lopen iets wil eten, dan stopt hij even om een hapje te nemen. Heel verstandig. Maar op latere leeftijd gaan deze twee handelingen steeds gemakkelijker samen. Om dezelfde reden gaat een gesprek voeren in de auto ook gemakkelijker als je meer rijervaring hebt."

"Dat laatste is een extra factor waardoor onderzoek naar multitasking zo lastig is: als blijkt dat persoon A beter scoort bij multitasken dan persoon B, dan komt dat vaak doordat A simpelweg de afzonderlijke taken beter beheerst dan persoon B. Maar het zegt weinig over specifiek dat heen en weer schakelen. Wat je hier wel uit kunt concluderen, is dat je door beter te 'singletasken' ook beter wordt in multitasken."

Waarom is multitasken juist de laatste jaren zo'n populair onderwerp in de media? Komt dat allemaal door de computer? Taatgen: "Waar het uiteindelijk om gaat is afleiding. De laatste jaren laten zien dat er steeds meer afleidingen beschikbaar komen. Niet alleen op de pc word je weleens afgeleid door binnenkomende mails, ook de smartphone is heel belangrijk. Die vraagt voortdurend je aandacht, waar je ook bent. Zeker ook door de permanente nabijheid van die smartphone heeft dat grote gevolgen. Van de computer kun je je gemakkelijker afzonderen."

En de impact daarvan op jongeren? Taatgen verwacht niet dat er zich straks een nieuwe generatie zappers en multitaskers aandient met een revolutionair andere manier van werken en denken: "Wel zijn mensen van nature flexibel. Wat je door de eeuwen heen steeds weer ziet, is dat ze zich al vrij snel aanpassen aan veranderende omstandigheden. Daar hebben we ook een groot deel van onze vooruitgang aan te danken."

Internet en taalverloedering

Net als Niels Taatgen noemt ook Marc van Oostendorp, hoogleraar Taalkunde in Leiden, de permanente aanwezigheid van afleidingen als grootste vijand van productief computergebruik. Volgens hem ligt dat niet zozeer aan de computer, maar aan menselijk gebrek aan zelfdiscipline: "Computers maken ons niet dommer, we maken onszélf dommer. Het doet me een beetje denken aan de Amerikaanse discussie over wapenbezit: 'guns don't kill people, people kill people'. Begrijp me goed, ik ben geen voorstander van de wapenindustrie, maar deze redenering is wel herkenbaar. Mensen kunnen de schuld niet altijd afschuiven op de techniek, ze moeten ook naar zichzelf kijken."

Toch ziet Van Oostendorp, computergebruiker van het eerste uur en al 25 jaar geleden actief op Usenet, ook wel de beperkingen van beeldschermen. "Het is lastig dit goed te onderzoeken, toch zijn er wel aanwijzingen dat mensen een tekst op het beeldscherm minder goed onthouden dan op papier. Een deel van het probleem zit in het feiten dat beeldschermen licht geven. Daarom ben ik zelf heel gecharmeerd van de e-reader, het leest heel rustig. De e-reader lijkt wel een beetje op zijn retour, maar mogelijk kan betere beeldschermtechnologie het probleem op den duur oplossen."

En het effect van computers op taalgebruik? Leidt internet ook tot taalverloedering? Is dat niet op elk forum zichtbaar? "Ach, taalfouten zijn van alle tijden. Vroeger zal de gewone man op straat ook niet foutloos hebben gesproken, alleen is dat nu dankzij forums en sociale media veel zichtbaarder geworden. Een groot deel van de ontwikkeling van onze taal hebben we te danken aan taalfouten. Als een bepaalde fout maar hardnekkig genoeg voorkomt, dan wordt het uiteindelijk vanzelf geaccepteerd."

 

© PXimport

Van Oostendorp: 'Taalfouten zijn van alle tijden'.

"Eigenlijk is taal helemaal niet bedoeld voor formele communicatie. Heel lang geleden zijn de eerste oermensen op de savannen ook niet met elkaar gaan praten om informatie uit te wisselen, maar in de eerste plaats als sociaal bindmiddel. In de afgelopen eeuwen is de nadruk echter steeds meer komen te liggen op formeel taalgebruik. Toen is ook de angst voor taalverloedering ontstaan. Die angst zie je steeds weer terugkomen. Zo deden in het begin van de 20e eeuw de eerste telefoons hun intrede. Toen waren dat nog van die grote toestellen die aan de muur in de hal hingen. Eigenlijk waren ze alleen bedoeld voor gebruik door de heer des huizes om belangrijke zaken te regelen. Maar oei, stel je eens voor dat huisvrouwen de telefoon ook gaan gebruiken voor allerlei onbenullige zaken! En bij de introductie van de radio zag je hetzelfde. In 1919 verzorgde Hans Idzerda in Den Haag de eerste radio-uitzending ter wereld. Men was gelijk bang wat dat voor gevolgen zou hebben voor het taalgebruik."

Van Oostendorp denkt dat het uiteindelijk met die toenemende domheid wel meevalt. "Als je intelligentie definieert als 'probleemoplossend vermogen', dan zijn we er juist in de afgelopen 30 jaar dankzij de computer enorm op vooruit gegaan. Mijn eigen werk is ondenkbaar zonder internet. Om maar een voorbeeld te noemen: het Woordenboek der Nederlandsche Taal, met alle Nederlandse woorden vanaf 1500. Bijna anderhalve eeuw was eraan gewerkt, en nu staat die vrij op internet. Google maar eens op een woord in combinatie met 'wnt', en je hebt meteen de juiste pagina uit het woordenboek te pakken. Geweldig. Online naslagwerken raadplegen, dat is waar we echt iets aan hebben."

En automatische spellingscontrole? Is het geen verarming dat mensen niet meer zelf kunnen spellen? Van Oostendorp is gedecideerd: "Juiste spelling heeft helemaal niets met taalgevoel te maken. Mensen die dit denken zijn echte vijanden. Net zo min als de juiste nullen en enen iets zeggen over werkelijke feeling met computers. Spellingscontrole is alleen maar een zegen, je hebt daardoor meer aandacht voor stijl, inhoud en zinsopbouw."

Drie criticasters

Meerdere hedendaagse professionals vertellen ons in verschillende bewoordingen: we passen ons door de eeuwen heen snel aan aan veranderende omstandigheden. Aan de komst van smartphones, van internet, van computers enzovoort. En zelfs aan de komst bijvoorbeeld dagbladen! Iedere keer weer zijn er mensen die nieuwe technologieën schuwen en ervoor waarschuwen.

Nicholas Carr

Verreweg de bekendste criticus van ons hedendaagse digitale leven is de Amerikaanse schrijver Nicholas Carr. In 2008 sloeg zijn legendarische artikel 'Is Google Making Us Stupid?', gepubliceerd op de website van het literatuur-culturele tijdschrift The Atlantic, in als een bom in de internetwereld. Carr windt er geen doekjes om: internet maakt je oppervlakkiger, het vermindert je vermogen om je goed te concentreren of diepgaand na te denken. Mensen lezen wegpagina's namelijk anders dan boeken en tijdschriften. Op het web lezen we niet, we 'scannen'. Daardoor krijgen we zoveel snippers aan informatie binnen dat ons werkgeheugen overvoerd raakt en een deel het langetermijngeheugen niet meer bereikt.

Een lofzang aan het oude vertrouwde papier moet je natuurlijk ook in boekvorm publiceren, en dat deed Carr: 'Het ondiepe: hoe onze hersenen omgaan met internet'. Artikel en boeken leidden tot verhitte debatten over de hele wereld, op internet en daarbuiten. Carr kreeg veel bijval, maar ook pittig weerwoord - en niet van de minsten: ook wetenschappers mengden zich in de discussies.

Neil Postman

Hoeveel ophef Carr ook veroorzaakte, hij is lang niet de eerste met koudwatervrees voor nieuwe technologieën. Vergelijkbare deining ontstond al veel eerder en komt ook telkens terug. Zoals in 1985, toen was er een ander kwaad: de televisie. De Amerikaanse cultuurcriticus Neil Postman veegde de vloer aan met de invloed van tv-kijken op ons denken. Hij schreef het op in een boek: 'Amusing ourselves to death' (Wij amuseren ons kapot). Zelden zal de titel van een boek de inhoud zo kernachtig hebben samengevat. Zo'n dertig jaar later wordt het nog steeds verkocht. En niet verwonderlijk, sommige observaties zijn ook nu nog voor veel ouders akelig herkenbaar: zet drukke jonge kinderen voor een tv-toestel en ogenblikkelijk veranderen ze in relaxte zombies.

Postman maakte eveneens de vergelijking met papieren informatiedragers, maar anders dan Carr meende hij dat de ellende al in de 19e eeuw was begonnen, namelijk met de komst van ... de telegraaf en fotografie. Dankzij deze nieuwe technologieën kon het nieuws zich opeens razendsnel over de wereld verspreiden. Het gevolg: kranten met meer korte nieuwsberichten, maar minder context en diepgang. Volgens Postman heeft de televisie deze tendens alleen maar voortgezet. En feitelijk trekt Carr die lijn nog even verder door naar internet. Wat je hieruit kunt concluderen? Het schrikbeeld van toenemende oppervlakkigheid is dus al anderhalve eeuw oud, maar elke keer krijgt een nieuw medium de schuld.

Joseph Weizenbaum

Overigens was Postman evenmin de eerste moderne Don Quichot die eenzaam maar dapper ten strijde trok tegen de technologie. Nog een stap verder terug in de tijd komen we uit bij Joseph Weizenbaum, hoogleraar Kunstmatige Intelligentie in de VS. Weinig mensen kennen zijn naam tegenwoordig nog, maar in de jaren 70 en 80 trok hij als computerscepticus wereldwijd de aandacht, ook in Nederlandse dagbladen. Zie ook het kader 'Eliza, uw psychotherapeutische chatbot'. Weizenbaum overleed in 2008, net een paar maanden voordat Carrs roemruchte publicatie op internet verscheen. Zo veel ophef als Carr veroorzaakte, zo weinig media-aandacht kreeg het overlijden van Weizenbaum, misschien wel de aartsvader van de computerkritiek. Het verschil? Eigenlijk heeft Carr zijn bekendheid vooral te danken aan internet, uitgerekend het medium waarop hij zoveel kritiek heeft.

Domheid langs de meetlat

Misschien wel de belangrijkste vraag om erachter te komen of computers en/of internet ons dommer maken: zijn we eigenlijk wel dommer geworden de afgelopen jaren? Hoe leg je domheid langs de meetlat? De meest gangbare maat is natuurlijk het IQ. De eerste IQ-tests zijn ongeveer een eeuw geleden geïntroduceerd. Hoe is het sindsdien gegaan met het IQ? Worden we meetbaar dommer of slimmer?

Ontwikkeling IQ

In de 20e eeuw ging het lange tijd de goede kant op. Het gemiddelde IQ in landen als Denemarken en de Verenigde Staten steeg elke tien jaar met drie punten. Na de Tweede Wereldoorlog maakte Japan een inhaalslag: zeven punten per decennium en twintig jaar later kwam Zuid-Korea opeens opzetten met eenzelfde groei.

Dit alles is becijferd door James Flynn, hoogleraar Psychologie aan de Universiteit van Otago (Nieuw-Zeeland). Zijn resultaten zijn later gereproduceerd door andere onderzoekers, ook in Nederland, en gelden dus als onomstreden.

Nu vragen slimme lezers (met een hoog IQ?) zich misschien af: het IQ wordt toch altijd zo berekend dat het gemiddelde IQ altijd 100 is, hoe kan dat IQ dan zomaar stijgen? Goede vraag. Wat Flynn feitelijk heeft geconstateerd, is dat mensen in de loop der jaren beter of slechter zijn gaan scoren op identieke IQ-tests. Die betere scores zijn voor het gemak vertaald naar een hoger IQ. Maar eigenlijk is dat een virtuele verhoging: zodra blijkt dat dezelfde IQ-test na een paar jaar gemiddeld beter wordt gemaakt, dan wordt de normering zodanig aangepast, dat het landelijk gemiddelde toch weer bij 100 blijft. Met andere woorden: de lat wordt hoger gelegd.

Worden we dommer?

Is er een einde aan deze IQ-groei? Ja, het lijkt erop dat we het einde aan de groei al hebben bereikt. Sterker nog: het gemiddelde IQ neemt in Westerse landen al pakweg twintig jaar weer af, in enkele landen (Noorwegen) zelfs nog langer. Met andere woorden: we worden dommer!

Hoe komt het dat het IQ eerst groeit en daarna daalt? Voor het toegenomen IQ zijn verschillende goede verklaringen. De meest gangbare verklaring is dat betere voeding leidt tot een hoger IQ. Daarnaast wordt ook goede scholing als belangrijke factor genoemd. Maar het afnemende IQ is lastiger te verklaren. Het zou toch niet met computergebruik te maken hebben? Het lijkt er niet op, wetenschappers zoeken de oorzaken in heel andere hoeken. Bijvoorbeeld de instroom van allochtonen, die niet zo gewend zijn aan de Westerse manier van denken en daardoor lager scoren op IQ-tests. Of een andere mogelijke verklaring: hoe slimmer een vrouw, hoe minder kinderen zij statistisch krijgt. Aangezien IQ ook een erfelijke factor heeft, zou dat op de lange duur het landelijke gemiddelde omlaag trekken.

En hoe staan we er nu voor qua IQ? De meeste recente IQ-wereldkaart dateert uit 2006 en is gemaakt door de Britse hoogleraar Richard Lynn. Het is duidelijk: vooral in Afrika is het IQ het laagst. Waarom blijft een raadsel, maar het ligt voor de hand dat dit weinig met computers en internet te maken heeft, aangezien Afrika het continent met het laagste computer- en internetgebruik is.

Al met al hebben we nog steeds niet ontrafeld waarom we blijkbaar dommer worden, maar wees gerust: computer en smartphone staan laag op de lijst van verdachten.

 

© PXimport

De meest recente IQ-wereldkaart, uit 2006. In Afrika is het IQ het laagst.

Concentratievermogen

Heb je dit artikel tot hier in één ruk gelezen? Zonder dat je smartphone je aandacht even heeft weggekaapt? Gefeliciteerd, dan heb je een betere concentratie dan een goudvis. Een goudvis? Jawel, uit recent onderzoek van Microsoft onder 2000 Canadezen blijkt dat hun gemiddelde aandachtsspanne in de afgelopen 15 jaar is gedaald van 12 naar 8 seconden: een volledige seconde korter dan een goudvis zich kan concentreren. Een flauwe vergelijking natuurlijk, goudvissen hebben geen smartphones en sociale media. Fishbook ... stel je voor.

Overigens duiken dit soort onderzoekjes al jarenlang op in de media, de conclusies spreken elkaar vaak tegen. Niels Taatgen (de hoogleraar Kunstmatige Intelligentie die we bij 'Multitasking' al spraken) legde ons uit dat er vaak van alles met dit soort onderzoeken mis is. De doelgroep is niet representatief, er wordt te veel afgegaan op een vragenlijst en de vraagstelling bepaalt soms al voor het deel de conclusie.

Dat neemt niet weg dat deze gedaalde concentratie in evolutionair opzicht best alarmerend is. Moeten we ons daarover zorgen maken? Ja en nee. Eerder in dit artikel zagen we dat mensen zich altijd en overal aanpassen aan veranderende omstandigheden - anders waren we natuurlijk allang uitgestorven. Daarnaast is er veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de impact van internet en computers op de hersenen. Het goede nieuws is dat die impact bij lange na niet zo schadelijk is als bijvoorbeeld alcohol. Ook is er nog geen steekhoudend bewijs voor de stelling dat de straling van smartphones schadelijk zou zijn, hoewel daar al jarenlang verhalen over circuleren.

Conclusie

Worden we nu wel of niet dommer van computers? Die vraag blijkt niet eenduidig te beantwoorden. Er zijn veel onderzoeken maar die blinken uit in vaagheid en conclusies die je niet op 'de wereld' en de mensheid kunt toepassen. Wat wel geconcludeerd is bij deze wetenschappelijke onderzoeken is dat (net als bij alcohol) de leeftijd een belangrijke factor is: hoe jonger, hoe groter de impact, want de hersenen zijn dan nog niet volgroeid.

Hoef je je als volwassene niet direct zorgen te maken om blijvende breinschade bij veelvuldig computergebruik, er is wel degelijk iets voor te zeggen om je kinderen niet de hele dag te laten computeren. Pedagogen waarschuwen in toenemende mate dat vergaand computergebruik de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen kan verstoren. Games spelen vermindert immers het directe contact met de mensen om je heen. En cognitiewetenschappers benadrukken daarnaast het belang van zintuiglijke waarneming voor de ontwikkeling van de hersenen, en die is bij computerspelletjes een stuk beperkter dan bij een boomhut bouwen, een fietstochtje maken of de kom van je goudvis verschonen. Het laatste wetenschappelijke woord is er nog niet over gezegd, we zullen hier later in Computer!Totaal zeker nog eens op terugkomen. Maar dat een digitale levensstijl grotere impact heeft op kinderen dan op volwassenen lijkt een open deur.

Deel dit artikel
Voeg toe aan favorieten